Knappert, schepen van Schiedam en regent van 1776-1787. Hij liet 2 obligaties van 1000 na, welke jaarlijks in totaal 50 rente opbrachten. Alle legaten samen brachten sinds 1804 per jaar een bedrag van 115 op welk werd uit gekeerd. Napoleon echter lijfde niet alleen ons land in, maar bepaalde ook dat slechts een derde deel van de rente der staatsschuld werd uitbetaald (de tiërcering). In 1926 werd nog steeds jaarlijks ƒ38,50 uitgedeeld. De bewoonsters genoten diverse uitkerin gen, de Stichtingsbrief maakt er al melding van. In 1958 sprak de Nieuwe Schiedamse Courant nog over 2,50 kermisgeld en 14 kolengeld. Omstreeks 1793 kregen de vrouwen 6 stuivers Voor een kermis' en 6 stuivers 'vaste avond geld'. In de 19e eeuw is langzamerhand het voorschrift, dat bij overlijden de goederen aan het hofje toevallen, in onbruik geraakt. Wel moesten in de jaren 40 van deze eeuw de regenten nog toestemming geven aan de inwonende man of zuster van de bewoonster om te mogen blijven wonen op het hofje als de hoofdbewoonster was overleden. Intredegeld In de loop van de 18e eeuw werd een van de voorwaarden voor een nieuwe bewoon ster een intredegeld van een of tweehonderd gulden. In 1896 werd het intredegeld be paald op 600 voor personen van 50-55 jaar, tot 300 voor 70-jarigen. Bij de opening van het hofje aan de Aleidastraat werd de inkoopsom van ƒ300 - 750 gebracht op 600 - 1000. In 1946 was de inkoopsom 1500 - 1700. Een tussenstand op 1 juli 1984:22 huurders, 3 huisje leeg en 11 inkoopsters, de oudste vanaf 1944 (inkoopsom 1400), nog iemand vanaf 1956 en de rest vanaf 1961-1971 (bedragen 4500 - 8000), met één duidelij ke uitschieter van 12.000. Na '71 is men met 'inkopers' gestopt. Binnenmoeder In de kleine, besloten gemeenschap konden de regenten, die vroeger buitenvaders Het nieuwe hofje 125

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1989 | | pagina 13