Het ziekbed en het geven van aalmoezen waren van grote betekenis voor Liede wij: hoe meer zij zichzelf kon wegcijferen, des te losser werden haar banden met de wereld en des te groter werd haar hang naar de hemelse gelukzaligheid. De uitgebrei de beschrijvingen van haar bovennatuurlijke uittredingen laten zien hoe Liedewij vorderde op de mystieke weg die zij in al zijn stadia doorliep. Uiteindelijk is haar enige doel de eenwording met God. Op 14 april 1433 bereikte ze dat: toen eindigde haar aardse bestaan en kon zij in eeuwigheid genieten van de hemelse zaligheid. Onmiddellijk na haar dood stroomden mensen uit Schiedam en omstreken sa men om een blik te kunnen werpen op het lichaam van deze heilige vrouw. Haar graf trok zoveel pelgrims, dat de kerkmeesters van de Sint-Janskerk te Schiedam in 1434 besloten een stenen kapel boven haar graf te laten bouwen. Dat Liedewij zo snel na haar dood als heilige werd vereerd, hoeft geen verwondering te wekken. Al in 1421 was ze als het ware een 'levende legende'. In dat jaar bekrachtig de de graaf van Holland een brief waarin het Schiedamse stadsbestuur Liedewijs ziektes en kwalen uitvoerig opsomt. Het optekenen van haar 'biografie' zou dan ei genlijk automatisch voortvloeien uit het 'legendarische' karakter van haar ziekbed. Liedewij schenkt vrijgevig aan de armen. Haar leven werd niet alleen in het Middelnederlands te boek gesteld, maar ter zelfder tijd ook in het Latijn. Door deze Latijnse vita versie raakte Liedewijs hagiogra fie ook buiten de Nederlandse taalgrens bekend. Haar roem werd nog meer verbreid, doordat twee internationaal bekende 'nederlanders' deze Latijnse versie bewerkten. Niemand minder dan Thomas a Kempis - de auteur van de Imitatio Christi (De navol ging van Christus) - vervaardigde rond 1448 een tweede, Latijnse Vita Lidewigis virginis (Het leven van de maagd Liedewij); en in 1456 schreef de spreekwoordelijk beroemde 133

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1989 | | pagina 21