Anthonie van Dijk, een melkboer, voor 950,-- als kantoor en voor geldbelegging een
huis met erf aan het Broersveld, dat rond 1885 verruilt werd voor een pand aan
de Schie8.
Ook dit fonds was een onderling waarborgfonds, het bestuur bestond uit vier di
recteuren en drie commissarissen. De commissarissen werden door de leden gekozen
uit een dubbeltal, dat door de directie was opgemaakt. Zij hadden het recht de ver
gaderingen van de directeuren bij te wonen, inzage te nemen in de boeken en de rech
ten van de leden te verdedigen. De jaarlijkse rekening werd opgemaakt door de direc
teuren, ter inzage gelegd voor de leden en gekeurd door de commissarissen. Inkomen
de gelden dienden door de directie bij de Spaarbank 1820 te worden gestort. De direc
teuren mochten met instemming van de commissarissen het kapitaal beleggen.
In 1888 werd het bestuur gevormd door de directeuren:
- A. van Meurs Jzn, president, wonend in het Broersveld;
- P. Verboom, ook in het Broersveld;
- P. Vlug, Gasstraat;
- J.C. de Goederen, Broersvest;
- J. Mak, secretaris-boekhouder, Singel.
Het college van commissarissen bestond uit:
- A. Kooijman, Lange Haven
- N. van den Bos, Singel;
- L.J. den Baere, dokter, Nieuwe Haven;
- J.A. Rutschy, chirurgijn, Nieuwstraat;
- Erkelens en Swart, apothekers, Hoogstraat.
Men kreeg voor de bestuurswerkzaamheden geen vergoeding. Alleen de directeu
ren hoefden voor het lidmaatschap van de eerste klasse geen contributie te betalen en
zij kregen vijftig cent vacatiegeld.
Doordat de leden hun contributie op het kantoor van de directie betaalden, be
hoefde geen bode te worden aangesteld. Het bestuur stelde uit zijn midden de
secretaris-boekhouder aan, die een salaris kreeg dat afhankelijk was van de zwaarte
van zijn taak.
In 1908 telde dit fonds 1.000 leden en was hiermee een van de grote ziekenfondsen
van Schiedam.
De leeftijdsgrens voor het aannemen van volwassenen in de eerste klasse lag tus
sen de 16 en 43 jaar. Gehuwden betaalden 30 cent per echtpaar per week en ongehuw-
den vijftien cent per persoon. Een weduwe met of zonder kinderen, wier man langer
dan een jaar lid was betaalde vijftien cent. Men had voor deze premie recht op genees-
en heelkundige hulp en zieken- en begrafenisgeld. Aan ziekengeld werd in de winter
maanden aan een gehuwd man 4,~ en in de overige maanden 3,-- per week uit
gekeerd. Ongehuwden kregen respectievelijk 3,~ en 2,~ per week. de duur van de
uitkering was maximaal 18 weken per jaar. Indien iemand langer dan 10 jaar lid was
en na 18 weken trekken van ziekengeld arbeidsongeschikt was, kreeg hij vrijstelling
van contributie. Het begrafenisgeld bedroeg na een jaar lidmaatschap 25,-. Per jaar
kwam hier 5,— bij tot een maximum van 80,-. Voor een overleden kind werd een
gulden per lidmaatschapsjaar uitgekeerd.
De contributie voor het ziekenfonds, de tweede klasse, bedroeg per echtpaar zon
der kinderen 20 cent per week, voor een kind twee cent en voor ieder volgend kind een
163