het Gasbedrijf Rotterdam. We moesten kolen voor de gasproduktie aanvragen bij het
kolenbureau en hadden maar te accepteren wat we kregen. Dat was over het al
gemeen niet veel. Bovendien waren de kolen van slechte kwaliteit. In plaats van krim
pen, zwollen de kolen aan bij de gasproduktie. De stokers moesten met lange staven
de cokeskoek verbrokkelen. Dat was moordend werk, te meer omdat de ovens
verduisterd moesten zijn. Deze mensen bleven vermoedelijk alleen, omdat zij dan
wegens onmisbaarheid niet naar Duitsland hoefden. De toegewezen hoeveelheid
kolen werd steeds kleiner. Eind 1943 of begin 1944 hebben we de laatste kolen ontgast
en stopten we dus met de produktie van gas. In die tijd stopten we dan ook al om half
vier met werken op de fabriek.'
De aanwezige cokes had grote aantrekkingskracht op mensen vanwege de
brandstoffenschaarste.
'Ik werd eens opgebeld door Draaijer. Deze was op zijn beurt weer door de politie ge
beld met de mededeling: We houden het niet meer! Zo drongen de mensen op! Maar
nu zou de meedogenloze veldgendarmerie van de Duitsers komen. Waarschuw de
mensen, zei Draaijer. Dat deed ik, maar het hielp niet. Totdat de Duitsers kwamen.
De mensen stoven uiteen. De Duitsers vroegen me of het complex niet af te sluiten
was. Ik leidde ze rond. Blijkbaar waren ze overtuigd dat dat niet ging, want ze zijn niet
meer teruggekomen.'
Een Duitser in uniform gaf altijd angst.
'Er kwam eens een Duitse wagen. De mensen stoven uiteen. Sommigen doken zelfs
onder in de kelder waar velen hun hoofd stoten tegen de buizen. Het was echter maar
een dokter, die om aansluiting kwam vragen. Weer een andere keer werd ik 's och
tends vroeg opgebeld. Een vrouw was bij het gesloten hek bij de ingang doodgescho
ten. Ik ging direkt naar de fabriek, maar de dader was reeds weg. Het bleek een nieuwe
inspecteur van politie, een NSB-er, te zijn, die zijn gezag wilde tonen.
Die zelfde dag is hij nog ontslagen.
Op het complex was ook de centrale keuken, die onder leiding stond van Dhr. Doets.
Deze werd verwarmd door de stoom van de fabriek. Het voedsel werd gestoomd. Van
wege hun harde werken kregen de stokers een portie eten van de gaarkeukens'.
Tijdens de oorlog woonde Van Hartingsveld boven het schakelhuis op de Singel (Sin
gel 6). In de school daartegenover waren Duitsers gelegerd. Tijdens de razzia's dook
hij onder in het electriciteitsgebouw toen hij een grote groep mensen onder gewapen
de begeleiding had zien weg marcheren.
En de bevrijdingsdag?
'Toen we van de bevrijding hoorden, gingen we de straat op.
Iedereen liep te wandelen en wees naar de uithangende vlaggen.
Op de Rotterdamsedijk keken we uit naar de Canadezen, die echter maar niet kwa
men. Wel kwam er op 6 mei nog een Duitse patrouille, die op de Rotterdamsedijk op
de vlaggen schoten. Gelukkig werden ze gearresteerd.'
60