De opleiding aan de verzetsgroep werd gegeven in de schuur bij Koos Poot. Er komt
een glimlach om de mond van Van Beurden. 'Als ik nog denk aan de exersitie. Ja, dat
moest ook. Belangrijker vonden wij de instructies hoe we met de stengun moesten
omgaan. Een heel goedkoop wapen, maar voor straatgevechten zeer geschikt. Nee,
schieten deden wij niet. Droogschieten, want dat geknal zou natuurlijk de aandacht
trekken van de Duitsers'. De Kethelse groep verzetsstrijders stond onder leiding van
de in Schiedam zetelende commandant Paul Mak. Een prima commandant, zegt van
Beurden. 'Toen wij na de bevrijding opdoken hebben wij ook in Schiedam diensten
gedraaid. NSB'ers arresteren en wachtlopen. Maar na een week deed mijn vader weer
een beroep op mij. Hij stikte zowat in het werk. Ik naar huis, maar heus dat een week
later de zogenaamde Militaire Politie voor de deur stond. Piet, werd er gezegd, dat
gaat zo maar niet'.
Vermeend heldendom
Tijdens de razzia op 10 november '44 doken heel wat Kethelse mannen en jongens
onder. Maar de razzia ging aan Kethel voorbij. Aan de kant van Overschie zijn nog
wat mannen opgepakt, maar verder viel de schade wel mee. Toen de moffen de klok
ken uit de kerktorens roofden heeft de Kethelse verzetsgroep enkele klokken kunnen
redden en verstopt tot na de oorlog. Piet van Beurden en zijn vriend hebben de klok
ken los kunnen zagen, anderen zorgden dat ze werden begraven onder het zand.
'Nou, je ziet wel dat je bij mij geen heldendaden te horen hebt gekregen', zegt Van
Beurden'. Want die waren er niet. Je kreeg je opdrachten en die voerde je uit. De ene
opdracht was gevaarlijker dan de ander, maar bij elkaar opgeteld was de Kethels
ploeg toch wel actief. Eén incidentje wil ik nog wel kwijt. In een van onze schuren
hadden de Duitsers een fietsenwerkplaats ingericht. Nou was er op een dag een fiets
gepikt. Mijn vriend en ik moesten opdraven want wij werden er voor aangezien. Dat
was overigens niet waar'. 'Dankzij de bemiddeling van die Wilhelm kwamen wij er
goed af. Met een schop onder onze kont werden wij de deur uitgewerkt. Moesten we
later weer opdraven. Er was een boterpot verdwenen. Wisten wij ook niets van. Dat
was zo'n boterpot met het wapen van de Duiters er op. Kom ik zes jaar na de bevrij
ding bij mijn vriend, zit hij zich te scheren en doopt z'n scheerkwast in een Duitse
boterpot. Had hij gepikt toen wij een schop onder onze kont kregen. Die pot zat vol
met echte boter, zei mijn vriend. Die kon ik echt niet laten staan'. En, vragen wij Piet
van Beurden, als je nu terugkijkt, zou je het dan weer doen. Zou je weer in het verzet
gaan? Bedachtzaam draait hij een zware sigaret. 'Ik weet het niet. Misschien wel. Of
wellicht rol ik er weer in zoals toen'.
85