LEVENSHERINNERINGEN (3) TWEE FEESTEN J. Stout In het derde deel uit de levensherinneringen van J.Stout (1865-1943) komen tweefeesten aan de orde: een ter gelegenheid van een overwinning in de Atjeh-oorlog en de andere vanwege het 25-jarig regeringsjubileum van Koning Willem III. Ook in Schiedam heb ik als schooljongen nationale feesten meegemaakt. We schrij ven januari 1874. Al dadelijk als de school begint, kun je zien, dat er iets bijzonders op til is. De onderwijzer, die de klas ernaast onder zijn hoede en leiding heeft, ik meen Meester Van der Pol, een aangenaam mens, neemt een voetenbankje en plaatst dit in het midden vóór beide klassen. Hij gaat erop zitten en klapt in de handen om stilte. Hij heeft wat te vertellen. 'Kinderen', begint hij, 'vandaag is het een grote dag voor het vaderland. Je weet, dat we oorlog hebben, oorlog met Atjeh. Daarvan merkje hier niets, want Atjeh ligt ver hier vandaan, helemaal in Indië. Atjeh is een land van zeerovers. De Atjehers maken de zeeën in de buurt onveilig is. Ze roven de handelsschepen, maken de lading buit en voeren de bemanning als gevan genen diep de wildernis in. Alleen tegen hoge losprijs kunnen ze vrijgekocht worden. Dat is natuurlijk niet om te dulden. Nog erger maakten de zeerovers het, toen ze ook op Engelse schepen gingen jacht maken. Dat kon ons in oorlog brengen met Engeland, want wij hadden de ver plichting op ons genomen tegen zeeroverij in de Indische wateren te waken. Waar schuwingen van onze Regering aan de Sultan van Atjeh hielpen niet. De Atjehers gingen voort met hun misdadig bedrijf. Een Engels schip werd op het strand gedreven; de goederen werden geroofd, de matrozen naar het binnenland ge voerd. De Engelsen waren woedend. Ze dreigden zichzelf recht te zullen verschaffen, desnoods zelf de bemanning te verlossen, als wij het niet konden. Dat werd nu toch al te gek. De Engelsen binnen te halen, is gemakkelijk genoeg. Maar hoe krijg je ze er weer uit? Ze zijn als die kleine hondjes, de foxterriers, wat ze eenmaal hebben, hou den ze vast. Wij waren nu wel genoodzaakt tot geweld. We dreigden de Atjehers met oorlog, als ze niet dadelijk het geroofde teruggaven. De Atjehers zochten bondgenooten overal. Amerika, Frankrijk en Italië wilden ze erbij hebben. Ze riepen den Grote Heer te hulp, om de ongelovige Christenhonden te verdrijven. Dat weetje niet, wie dat is, hé? Dat is de Sultan van Turkije, het opperhoofd van alle Mohammedanen over de hele wereld. Zo'n oorlog tegen de Christenen noemen ze de Heilige Oorlog. Alle Moham medanen moeten daaraan meedoen. Als je nu weet, dat 7/8 der Inlanders in onze Oost Mohammedanen zijn, dan begrijp je, hoe gevaarlijk het nu werd. De 21e maart 1873 verklaarde onze koning Willem III aan de Sultan van Atjeh de oorlog. 169

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1990 | | pagina 29