Was een verdachte niet-voortvluchtig, dan kon tegen hem op de navolgende wijzen
worden geprocedeerd: Wie binnen Schiedam een vaste woonplaats had en werd ver
dacht van een delikt, waarop geen al te zware straf stond gesteld, bleef in principe op
vrije voeten. 45
Kennelijk omdat de baljuw vlucht onwaarschijnlijk achtte) vond dagvaarding op
de rol plaats. Hiermee moesten de schepenen instemmen. De delinkwent kreeg van de
deurwaarder een dagvaarding overhandigd. Hij mocht een advokaat inschakelen. De
procesvoering was schriftelijk, als in een civielproces) Als de beklaagde niet rea
geerde op de dagvaarding, dan werd hij bij verstek veroordeeld.
Eén dagvaarding was hiertoe voldoende. De deurwaarder bracht dus niet, zoals in het
verstekproces, vier exploten uit. De vaststelling van het vonnis geschiedde op de
zelfde wijze als bij de verstekprocedure. Het werd publiek uitgesproken.
In de resterende gevallen, dus als de verdachte geen vaste woonplaats had en/of zijn
vergrijp ernstig was, kwam hij in de kerker onder het raadhuis in voorarrest.
De baljuw had hiervoor verlof nodig van de schepenen. Deze toestemming was ech
ter overbodig in geval van betrapping op heterdaad. De verdachte in voorarrest stond
terecht in resolutie- of extraordinarisproces.
Procederen bij resolutie was gebruikelijk in geval van ontbreken van groot 'boosaardig
opzet')47, bijvoorbeeld bij kinderen. Tijdens het proces werd de delinkwent door de
baljuw in aanwezigheid van twee schepenen verhoord. De meestejirrestanten beken
den hierbij, maar een bekentenis werd niet noodzakelijk geacht) Als de baljuw en
de twee rechters, op grond van de processen-verbaal van de politie en/of getuigenis
sen, overtuigd waren van de schuld van de verdachte, kon toch een straf worden op
gelegd. In het resolutieproces was geen sprake van tortuur) De delinkwent kon zich
niet laten bijstaan door een advokaat. De processen duurden hooguit één week. De
vonnissen werden niet publiek uitgesproken.
Er rest nu nog de extraordinarisprocedure, in zwang tegen de meest verstokte crimi
nelen. Ook hierbij werd de verdachte verhoord door de baljuw en twee schepenen. De
baljuw noteerde zijn vragen op zgn. 'formulieren') de antwoorden van zijn 'patiënt
werden erachter geschreven. De laatste vraag luidde altijd of de verdachte bekende.
Deze bekentenis was tot 1798 noodzakelijk voor een veroordeling.
Had de verdachte bekend, dan liet de baljuw hem na afloop van het verhoor in aan
wezigheid van de voltallige schepenbank het gehele 'formulier'-met zijn antwoorden-
voorlezen. Hij diende dan met zijn handtekening- of een kruisje-de waarheid van dit
geschrift te bekrachtigen.
Wat gebeurde er nu, als een verstokte delinkwent weinig spraakzaam was?
In de eerste plaats kon de baljuw hem murw maken door een lang, lang voorarrest in
de ongeriefelijke cel. Al die tijd mocht hij geen bezoek ontvangen van 'vrienden en
practisijns (advo ka ten)')51, terwijl de verhoren onbarmhartig voortgingen. Verder ver
hoorde de baljuw soms in bijzijn van getuigen en wei-bekennende mede
plichtigen.
Ook werden soms voorwerpen getoond, die verband hielden met het aangewreven
misdrijf (breekijzers, juwelen, messen). Aantekening verdient hierbij, dat huis
zoeking bij poorters van Schiedam alleen mocht geschieden met toestemming van de
burgemeesters en hun opvolgers, tenzij sprake was van 'vervolging op versche
daad')52.
59