LEVENSHERINNERINGEN (5) HET 'NUT' J. Stout Per abuis is in Scyedam 1990 nr. 5 vermeld dat dit om de derde aflevering ging. Het was ech ter de vierde. Schiedam had verschillende Nuts-instellingen. Met twee ervan kwam ik in mijn jon gensjaren in veelvuldige aanraking: De Nutsspaarbank en de Nutsbibliotheek. De Spaarbank stond op solide grondslag en garandeerde haar inleggers een behoor lijke rente. Geen wonder dus, dat ze haar doel, het volk tot sparen aan te moedigen, al leszins bereikte. Ook Moeder had een spaarboekje als appeltje voor de dorst, als achterdeurtje, om een uitweg te hebben in moeilijke tijden, die toch altijd dreigen in het gezin van ambachtslieden. Iedere week werd bijgebracht, niet veel, maar vele kleintjes maken een grote en eindelijk wordt het rijsje een boom. Een spaarzame moeder is voor een gezin goud waard, evenzo als een huisvrouw met een gat in haar hand een gezin ten onderging kan voeren. Uit de aard der zaak was zaterdagavond de aangewezen tijd voor de inleg. Immers, dan kwamen de verdiensten binnen. Daar evenwel vele spaarders in hetzelfde geval verkeerden, was het 's zaterdagsavonds druk op de Spaarbank. De zittingen werden toen nog gehouden in een van de Gemeente gehuurde kamer in het Gasthuis, tegen woordig heet zo'n gesticht Huis voor Ouden van Dagen, aan de Hoogstraat. Behalve de kamer voor de zittingen was nog in gebruik een wachtkamer, met banken zonder leuning langs de wanden. Jan werd nogal eens uitgestuurd, om dat werkje op te knappen. 't Was een vertrouwenspost: goed op het geld passen en mond houden over het bedrag der ingeschreven som. Dat ging niemand aan. Jan voldeed steeds correct aan zijn op dracht. Hij kon zwijgen en als hij praatte, wist hij toch heel goed, wat beter niet gezegd werd. Daarbij kwam geen slimmigheid te pas. Neen, dat was ingeboren, dat was zijn natuur. Jan ging altijd wat vroeg, want er werden volgnummers uitgegeven: Wie het eerst komt, het eerst maalt. Op een zaterdagavond was het weer danig volgelopen. De banken langs de muren za ten vol mannen en vrouwen. Enkele jongens liepen voor de variatie de trappen van het Gasthuiskerkje op en af. Welk nummer heb jij, jö?' vroeg mij een man, die al een poos ongeduldig heen en weer gelopen had. "Veertien' zei ik. 'Welk nummer is binnen?' Tien' 'Je bent dus gauw aan de beurt. Willen we ruilen? Ik heb 43. En ik heb zo weinig tijd.' 'Ruilen, dat was ook zo wat! Ik had tijd genoeg, maar ik voelde toch weinig voor zo'n ongunstige ruil. 'Doe het maar, dan krijg je een kwartje'. 77

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1991 | | pagina 33