vleselijk heeft geconverseert, waardoor sij is beswangert geworden en in juli bevallen
van een zoon'.
Tijdens de barensweeën heeft zij aan de vroedvrouw bekend, dat Arij Verboon de
vader is en dat zij nooit met iemand anders vleselijke conversatie heeft gehad. Zij eist
50,-- kraamkosten en 2,~ per week voor de verzorging van het kind tot zijn 18e jaar.
Zoals te verwachten is ontkent Arij in alle toonaarden.
Wouterijntje daagt hem uit onder ede voor de vierschaar te komen verklaren dat hij
niet de vader is.
Deze eis wordt door Arij's advocaat afgewezen. Hij vindt het een belachelijk voorstel
en volgens hem een bewijs van verlegenheid, waarin Wouterijntje zich bevindt met
haar verzonnen aktie.
In april 1757 gaat het proces verder. Een afdoend bewijs is er in zulke kwesties natuur
lijk niet en de schepenen weten er kennelijk ook geen raad mee. Zij laten de uitspraak
afhangen van een eed en wel als volgt:
'Als de gedaagde (Arij) komt zweren, dat hij nooit met Wouterijntje Schoenmakers
enige vleselijke conversatie heeft gehad, wordt de eis van Wouterijntje afgewezen en
moet zij de proceskosten betalen.
Bij het uitblijven of weigeren van deze eed en als Wouterijntje zweert nooit met ie
mand anders dan Arij Verboon vleselijke conversatie te hebben gehad, wordt aan
genomen, dat Arij de vader is. In dat geval moet hij de kraamkosten en alimentatie
voor het kind betalen'.
Ondergeschikte positie
Een teleurstellende uitspraak voor Wouterijntje, die hiermee als vrouw in een zeer on
dergeschikte positie is terecht gekomen. Arij hoeft maar even te komen zweren, dat hij
geen verhouding met haar heeft gehad en hij is van alles af. Aan zijn woorden wordt
dan niet meer getwijfeld. Een eventuele eed van Wouterijntje heeft dan ook geen
waarde meer.
Uiteraard is Arij graag bereid de hem geboden kans met beide handen aan te grijpen.
Op 11 juni 1757 verklaart hij onder ede, dat hij nooit een verhouding met Wouterijntje
heeft gehad en daar moet zij het dan mee doen en zelf het kind zien groot te brengen,
een zware opgave in die tijd. De voor hem gunstige uitslag van het proces is voor Arij
aanleiding nog eens een verzoek te doen aan de kerkeraad.
Infaam vrouwspersoon
In zijn verklaring noemt hij Wouterijntje een infaam vrouwspersoon, die hem vals
beschuldigd had. Door het afleggen van de eed is zijn naam gezuiverd vindt hij en
zou graag alsnog zijn naam uit het doopboek verwijderd zien. Deze keer heeft de ker
keraad er wel oren naar. Tenslotte is Arij een vermogend man en Wouterijntje 'slechts
een arme vrouw'. Er gebeurt wat Arij graag wil. Onder de doopinschrijving van het
onwettige kind Arij staat: 'Arij Verboon heeft met eeden sig gesuijvert en wort dus sij-
nen naem als geroijeert gehouden, waarvan nader kan nagesien worden. 26-8-
1757'.
Of Arij door deze kwestie toch wat in opspraak is geraakt is niet bekend, maar tien
jaar later verkoopt hij al zijn zakelijke en privé-bezittingen in Schiedam en verhuist
met zijn gezin naar Overschie, waar hij in 1770 overlijdt, 44 jaar oud.
102