muren tot het plafond. Ook was Bakker erg betrokken bij de in 1936 opgerichte plaat
selijke afdeling van het Oud-katholiek Verbond van Vakvereenigingen. Het meren
deel van die gemeenteleden die tot de arbeiders behoorden, was hierbij aangesloten.
Het gemeentelokaal in 't Huis te Poort fungeerde als vergader- en stempellokaal,
alsmede voor ontspanningsaktiviteiten.
Achter de pastorie was een grote tuin, die van de Sint Pietersteeg tot de Breedstraat
liep en die wel tweeduizend vierkante meter groot was. De tuin liep achter de huizen
van de Dam door. Een muur zorgde voor de afscheiding. Later zou de huidige brand
weerkazerne een groot deel van de tuin in beslag gaan nemen. Bakker stelde een deel
van de tuin beschikbaar voor werkloze gemeenteleden: zes van hen hadden er een
moestuin. Doordat de tuin lager lag dan de bebouwing aan de Dam, kon onder de
consistorie van de kerk en stal gemaakt worden. Pastoor Bakker en zijn vrouw schaf
ten geiten aan voor hun kinderen. Behalve hun geiten stonden ook de geit van de dok
ter en van een gemeentelid in de stal. De fietsenmaker Janus Frederiks, hun buur
man, verzorgde de geiten. Hij voerde ze met spoeling. De Bakkers waren zeer goed be
vriend met Janus en zijn vrouw.
Éénmaal in de week konden moeders van &rme kinderen een fles geitemelk
afhalen.
In de tuin plaatste Bakker ook bijenkorven. Hij was geen onverdienstelijk imker en
was zelfs bestuurslid van de Rotterdamse bijenvereniging.
De Tweede Wereldoorlog
In de vroege ochtend van de tiende mei 1940 werden de Bakkers net als zoveel ande
ren gewekt door het geluid van vliegtuigen. Het drong aanvankelijk niet tot Bakker
door wat er aan de hand was. Hij sliep weer in. Zijn vrouw stootte hem echter wakker.
Toen besefte hij het: het was oorlog! Eén van de eerste dingen die hij die ochtend deed,
was het bezoeken van de vrouwen van de mannen uit de gemeente die in militaire
dienst zaten.
Reeds voor de oorlog had Bakker een aantal voorzorgsmaatregelen genomen. Zo had
hij een voor een deel ondergrondse schuilkelder in de tuin laten aanleggen. Tijdens
het bombardement op Rotterdam hebben ze daarin gezeten. Voorts had hij al bij de
vrouw van Wim Schade van Westrum geïnformeerd hoe ze tijdens de Eerste Wereld
oorlog in Hongarije de voedseldistributie hadden aangepakt. Mevr. Tünde Maria
Szaffka kwam namelijk uit Boedapest. Zij kon hem vertellen welke schaarse goede
ren hij moest inslaan.
De pastorie aan de Dam werd een belangrijk middelpunt van illegale aktiviteiten.
Bakker was plaatsvervangend vakleider van de luchtbeschermingsdiensten betrok
ken bij de voedseldistributie. Vrijwel de hele oorlog had hij op de zolder van de pasto
rie onderduikers, waaronder enkele Joden. Hij had een interne bel aangelegd, zodat
de onderduikers gewaarschuwd konden worden. Zij hadden dan gelegenheid om via
een luik onder de vloer te kruipen. Vooral tijdens de razzia's in 1944 hebben mannen
van deze onderduikingsmogelijkheid geprofiteerd. Bij huiszoekingen klommen de
mannen over de muur van de pastonetuin om zich in de pastorie in veiligheid te bren-
107