Tot slot de beslissingen in extraordinarisproces. Deze hielden deels ontslag' in. Deze term behoeft na het voorgaande over het resolutieproces geen nadere toelichting. Ver der veroordeelden zij tot dood-, schavot- en andere straffen, die soms vergezeld gin gen van -lugubure-bij komende sankties. De doodstraffen moesten, evenals de na te noemen schavotstraffen, worden voltrok ken op het schavot. Zij bestonden uit radbraken en ophangen. Met de voltrekking was de beul belast. De enige ongelukkige die door radbraken aan zijn eind moest komen was de reeds genoemde moordenaar Jan Brouwer) Deze straf diende als volgt te worden voltrokken. De beul moest Jan eerst half verwurgen en zijn patiënt' daarna met een metalen knuppel achtereenvolgens de botten in de onderbenen en onderarmen, in de bovenbenen en bovenarmen en de in borstkas verbrijzelen. Uit eindelijk was een laatste slag met een bijl bestemd om een eind te maken aan Jans leven en lijden. Deze hele behandeling moest worden uitgevoerd op het lichaam van de delinkwent, dat vastgebonden lag op een wiel. Vandaar de term radbraken. Het ophangen moest geschieden aan een op het schavot opgetrokken galg. Bij deze doodstraffen kwamen, zoals destijds gebruikelijk, nog de volgende sankties. Tot 1732, want in dat jaar schaften de Staten van Holland deze extra-straf af, verklaarde het ge recht het vermogen van geëxekuteerde verbeurd. En tot 1795 moesten de lijken na de exekutie worden overgebracht naar het galgenveld buiten de stad 'omme door de wind en lugt verteert ende gedroogt te worden'. Dit betekende, dat zij aldaar werden opgehangen op houten stellages tot zij verteerd waren. In 1795 kwam een einde aan deze 'nabehandeling', toen de Staten besloten de lijken na de exekutie 'vrij te geven'. De schavotstraffen: - Dit was vooral de publieke geseling. De beul moest de veroor deelde aan een op het schavot geplaatste paal binden en hem een - overigens on bekend aantal - slagen geven op de rug met een roede van takken. Daarnaast ook het brandmerken. De beul moest zijn slachtoffer het stadswapen inbranden op de schou der. Brandmerken kwam alleen voor in combinatie met geseling. - Ingeval van het 'snijden in gezichten' werd in 1728 voor het laatst veroordeeld tot het toebrengen van een 'snee in de koon') - Tot slot wordt genoemd het verscheuren van de valse 'ker kelijke attestatie van Jan Smits) en de tepronkstelling op het schavot. Bij het voltrekken van de schavotstraffen werden soms voorwerpen tentoongesteld, die verband hielden met het misdrijf, als messen, bijlen en knuppels. De delinkwen- ten kregen ook wel bordjes boven het hoofd, waarop hun delikt stond omschreven. Daarnaast had de exekutie vaak kennelijk ten doel eveneens veroordeelde mededaders/medeplichtigen af te schrikken. Van zo'n 'groepsgebeuren' volgen twee voorbeelden: Hendrik van Sgagen en Cijtje Carstense) twee 'bedriegelijke' bedelaars, moesten over en weer aanzien hoe hun partner en levensgezel werd gegeseld. Hiervoor moest hun om de beurt op het schavot 'een stoeltje' worden aangeschoven. - Jan Willemse van der Beecq (Cijtjes Jan) kreeg geseling en brandmerken toebedacht. Na afloop van de strafoefening moest hij met een strop om de hals onder de galg blijven staan. Blijkbaar wilde het gerecht hem daardoor duidelijk maken, dat hem bij recidive de dood zou wachten. Terwijl Jan on der de galg stond, werden zijn medeplichtigen Anthony de Bruijn (Groote Toon) en 85

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1991 | | pagina 5