In september 1909 vindt Jan Verboom een baan in Enschede, op de bijzondere lagere
school 'de Fabriekschoor op het adres Noorderhagen 13. Het bijzondere aan deze
school was dat er eigenlijk 'herhalings- en voortzettingsonderwijs' werd gegeven. De
school werd bezocht door jongens en meisjes van 13-16 jaar, die al op de textielfa
brieken werkzaam waren. De lesuren waren van 7-9, van 10-12 en van 1-3 uur. Eerst
is hij daar als tijdelijk onderwijzer werkzaam, maar vanaf november 1909 komt hij er
in vaste dienst. Het hoofd van de school de heer E.G. Kobus is ook weer zeer lovend
over hem: 'ijver en toewijding zijn groot, blijkens de vele uren die hij buiten de eigen
lijke schooltijden aan de school wijdt' en verder: 'leeft zeer solide; heeft een gemak
kelijk humeur'. Dit laatste is dan in tegenspraak met de mening van Ritman. Hij
woont in die tijd op het adres Javastraat 79. In augustus 1911 slaagt hij voor de Hoofd
akte. Hij is dan 20 jaar.
Vervolgens aanvaardt hij op 1 mei 1912 een betrekking tot onderwijzer in Amsterdam,
bij school No. 80 aan de Mamixstraat 180, Hoofd van die school was de heer G. Wer-
des uit Den Haag. Zijn salaris bedroeg in het begin bijna 67 gulden per maand, maar
dat bedrag werd op 1 juli 1912 verhoogd tot 75 gulden per maand.
Op 1 juli 1913 krijgt Jan Verboom op zijn eigen verzoek eervol ontslag. Hij heeft
blijkbaar een aantrekkelijke aanbieding in Nederlands-Indië gekregen. Op 28 juni
1913 - hij is dan 22 jaar oud - is hij met het stoomschip 'Tambora' uit Rotterdam naar
Indië vertrokken. In Amsterdam is hij op 5 juli uitgeschreven met als bestemming
Klaten, een plaats op Java.
Eerste jaren in Indië
In Klaten wordt hij onderwijzer bij de privéschool van de toen 63-jarige suikermag
naat Henri Auguste Dézentjé (2). Deze had in Klaten een suikerplantage met de
naam 'Karang Anom', die deel uitmaakte van zijn Cultuurmaatschappij 'Djoengkaré'.
De plantage had een omvang van 1600 bouws, d.i. ruim 11 ha, en was gelegen 4 paal,
d.i. 6 km ten noordwesten van de spoorweghalte Tjepper, op de zuidoostelijke helling
van de vulkaan de Merapi. Het reserve-kapitaal van hele onderneming bedroeg om
streeks 1920 meer dan 7 miljoen gulden. Hoe alles in zijn werk ging, is niet duidelijk.
In ieder geval staat hij in de Adresboeken van 1917-1920 als particulier onderwijzer te
Surabaya vermeld. In 1917 is hij nog - zo zegt hij zelf in 1935 - in Australië geweest,
waarschijnlijk op vakantie. Volgens Ritman heeft Verboom de baan van gouverneur
verloren, toen zijn werkgever (Dézentjé) is overleden. Dat was op 21 oktober 1921.
Verboom werd toen, waarschijnlijk op recommandatie, derde secretaris van het des
tijds machtige Syndicaat van Suikerfabrikanten in Nederlandsch-Indië (ASNI). Hij
ontwikkelde daar volgens Ritman 'een ontoombare energie', zodat hij al gauw werd
bevorderd. In 1923 wordt hij in het Adresboek al gewoon als secretaris vermeld.
Kort daarvoor was hij getrouwd met Emeline Victorien van den Broek, geboren te
Djombang op 30 juli 1901. Op 29 november 1925 kregen zij een dochtertje, Emma
Thea geheten, dat in het Darmo-ziekenhuis te Surabaya werd geboren.
In zijn vrije tijd deed Jan Verboom veel werk voor de Kunstkring te Surabaya. In 1924
vertegenwoordigde hij de Kunstkring reeds in het Bestuur van de Bond van
Nederlandsch-Indische Kunstkringen te Batavia. Hij zou deze functie tot 1942 bekle
den. Uit 'Ons Kringnieuws' blijkt dat hij in 1925 zowel secretaris als penningmeester
180