de door de familie veroverde sociale status. En dan was er, niet te vergeten Sparta zijn club. En later, toen hij van kostschool afwas waren er als jongeman ook de cafes, bioscopen en dancings die lokten. Octave hield van Rotterdam en die liefde zou nooit meer overgaan. Na zijn middelbare school lag het voor de hand dat hij de zaak in zou gaan. Hij deed ook een paar, niet al te fanatieke, pogingen om het vak te leren. Zo maakte hij ook kennis met Schiedam, waar hij als volontair door zijn ouders werd ondergebracht bij de manufacturenwinkel van de familie Braun op de Hoogstraat. Maar een winkelier school er absoluut niet in hem. Zoals gezegd werd hij aangetrokken door het grote stadsleven en al die wervelende en kleurige beelden. Hij had inmiddels ook ontdekt dat hij, naast goed pianospelen, ook aardig kon tekenen. Hij zwierf door museumzalen, waar hij vol bewondering de Haagse School en de Amsterdamse impressionisten bekeek. Schilderen leek hem een heel wat zinvoller en uitdagender invulling van het leven, dan achter de toonbank van een winkel naar klanten glimlachen. En dus zeurde hij thuis net zo lang tot hij naar de Academie van Beeldende Kunsten mocht, waar hij onder andere les kreeg van Huib Luns, de vader van de latere minister Joseph Luns. Hij leerde later ook allerlei andere aspecten van het teken- en schildervak op het ate liervan de Rotterdamse kunstenaar Kees Roovers, waar hij als leerling werd geaccep teerd, omdat zijn vader voor een prettige financiële vergoeding zorgde. Op dat atelier maakte hij kennis met de bohemien-kant van het artiestenvak. Met andere leerlingen werd lol getrapt, gedronken maar ook serieus gewerkt aan opdrachten. Decoraties maken bijvoorbeeld Waarom zo lang stilgestaan bij die jeugdjaren van Octave DeConinck? Omdat ze, zoals bij ieder mens, in feite de psychologische kaders aangeven waarbinnen het ver dere leven zich zal voltrekken. Eerder kwam al een belangrijke karaktertrek aan bod. De selectie van alles wat prettig en mooi was. Ambivalentie, is het etiket datje ook op die jeugdjaren zou kunnen plakken. Steeds opnieuw zie je lijnen die uit elkaar lopen. Het heen en weer trekken tussen België en Nederland bijvoorbeeld. Want later zouden de ouders die beweging nog twee keer maken. In zijn persoonlijkheid had dat sporen van beide culturen tot gevolg. Octave hield van Holland met zijn vergezichten, polders en steden. Hij hield van de Hollandse de gelijkheid en ondernemingslust. Maar hij had ook problemen met de stugheid van de Hollander, de geringe gastvrijheid, de kleinburgerlijkheid ook. Het gebrek aan fan tasie en de angst om het leven groots te leven. Als hij daartegen tekeer ging was hij een Belg in hart en nieren. Maar als hij buiten liep en genoot van een rij knotwilgen was hij door en door Hollander. Ook sociaal zie je die wijkende lijnen, die ambivalentie. Zijn denken was liberaal ge kleurd door zijn opvoeding. Zijn ouders waren niet onbemiddeld en zijn opvoeding had plaatsgevonden temidden van de gegoede middenstand. En dat betekende dat Octave die levensstijl en manier van denken later nooit meer geheel is kwijtgeraakt. 165

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1991 | | pagina 9