maer ook door anderen van zijnentwegen nu en dan te laten vissen, tot merkelijk nadeel van
haer, deposanten, en dien volgende ook tot groote preejudice (inbreuk) der pagterije van het
vroonregt; getuijgende zij deposanten dat harens weetens nooit iemand zig heeft onderwon
den (om) zonder consent van den pagter van de vroonvisserij op de maze, van de stad Rotter
dam af tot de stad Brielle, en (van) de haven van Maaslandsluis (Maassluis) tot in zee, te ten
teren (ondernemen) of aen te vangen, of (hij) is daer over bekeurt en daer in tegengegaen,
gelijk zij deposanten ook deposeeren (verklaren), hetzelve van oude- en aireede overlede
zalmvissers in haer leeven te hebben hoore verhalen.
Eijndigende zij deposanten hiermede hare getnijgenis gevende voor reden van wetenschap
haer voorsch. (reven) gedeposeerde alzoo zelve te hebben gezien, ondervonden en gehoort; en
voorts als in den text, bereijd zijnde het zelve, des gerequireert (daartoe aangezocht) met ee-
den te sterken.
Aldus gepasseerd, present Sijbrand van der Linden en Arij Verboom als getuijgen
Ondertekend door een aantal personen waarbij opvalt dat een in de tekst vermelde
persoon niet ondertekent maar enkele andere ondertekenaars niet eerder in de tekst
worden genoemd. Verder valt op dat Jacob en Otto en Jacob (de jonge) van der Vlies
ieder met een persoonlijk merk tekenden en Jan en Arij Besemer tekenden met een
(zij konden waarschijnlijk niet schrijven).
Ondertekenaars: Jacob van der Vlies, Otto van der Vlies, Jacob van der Vlies (de jon
ge), Jan Besemer, Arij Besemer, Pieter Claesse Besemer, Maerte van Wijeringe, Pieter
Spuij, Willem van der Vlies, Arij Verboon, Sijbrant van der Linden. Cornelis Knap
pert. Nots. publ. 1752.
(Oud Not. Arch. Gem. Schiedam, inv. no. 909)
Handmerken van Jacob, Otto en Jacob (de jonge) van der Vlies.
Het Hoofd is nog lang van belang geweest. Tot 1850 bestond er een functie van keur
meester van de zalm zoals je keurmeesters had voor vis, vlees en brood. En tot 1850
vermeldt het Schiedams Jaarboekje ook nog het beroep van afslager op de zalmmarkt
op het Hoofd. Of na 1850 de zalm van minder belang werd of misschien werd geïnte
greerd met de 'gewone' vis is niet te zeggen maar zalm wordt niet meer apart genoemd.
Maar veelzeggend is een klein bericht in het 'Kronijkje van Schiedam'.
'21 Januari) 1853. Als een bewijs voor schaarschheid van den zalm, vroeger hier zo overvloe
dig, kan dienen, dat heden aan de Hoofdstraat dezer stad een winterzalm, wegende 141/ Ned.
ponden, verkocht werd tot den ongehoorden prijs van f 68,95.'
In die tijd was pond een andere naam voor kg.
Natuurlijk is de rivier altijd een plaats geweest waar gevist werd en niet alleen zalm
werd gevangen maar ook hele vreemde vissen: 'De 31e December 1517 ving een visser
10
XV A