IETS OVER ZALMVISSCHERIJ Willem van Kampong In het niet meer bestaande geïllustreerd weekblad 'Buitenvan 31 juli 1909 stond een verhaal over een zalmvisserij. Hierin komt de methode en de manier van werken goed naar voren. De pachtprijzen waarover de 'bovenbaas' spreekt kloppen wel, maar zij gelden voor 2 visserijen: Oranje Nassau (Pemis) en Prins Hendrik. Het genoemde bedrag van f 105.000 gold tot het jaar 1897, het bedrag van f20.000 van 1908-1910. De Prins Hendrik waarover sprake is dan nog niet verplaatst. Het 'dialect' van de bovenbaas en de oude spelling zijn ge handhaafd. Eene bijna egaal grijze lucht, slechts hier en daar flauw genuanceerd door wat don kerdere en lichtere wolken, hangt over de grauwe Maas, die regelmatig hare zacht rui- schende golven tegen de bazalt-schoeiïng aanklotst. Vlak aan den kant is 't water vies; groen-bruin soepkleurtje; stukjes turfmolm en hout, armzalige strootjes dansen op en neer en komen in botsing met witte bellen, die dan treurig uiteen spatten. Eene onbestemde sombere tint heeft de rivier. Aan den horizon schemert eene parel witte streep, duidelijk afstekend tegen 't waasachtige blauw van boomen, waartus- schen een eenzaam molentje met triest gebaar twee zijner wieken omhoog steekt, als is 't bedroefd, dat 't niet mag draaien bij den sterken wind. Op den linker oever, waar de werven liggen, een onafgebroken, oorverdoovend geha mer en geklop; gebeuk op ijzeren platen en bouten; fel, nijdig beitelgetik, zware mokerslagen dof dreunend, regelmatig neerkomend, met tusschenpoozen van enkele seconden, bonkend in reuzenkracht; daartusschendoor korte, driftige hamerslaagjes, vlug, krachtig; felle, rake meppen, met hoog geluid, boven de plechtig-langzame mokerslagen uitklinkend, als 't brutale gekef van kleine schoothondjes, die 't deftig- rustige gebas van een paar bulhonden trachten te overstemmen. Weer andere geluiden: vijlgesnerp, zaaggekras, gegil van kleine sleepbootjes, die als kinderschuitjes aan een touwtje voortgetrokken, door 't water schieten, pijlsnel, hoog opjagend witgekopte golven voor den boeg; angstig loeien de sirenes der groote sche pen; of ze om hulp roepen. Een eindje buiten Rotterdam - 't is al gemeente Schiedam - staan eenige grijsgeverfde, houten huisjes, 't Zijn de woonplaatsen van de visschers der maat schappij 'Prins Hendrik', eene zalmvisscherij. Daar het nog vloed is, en er dan, met 't oog op 't doorzwemmen van de zalmen naar Duitsland, natuurlijk niet gevischt mag worden, en ervoor mij dus nog niets te kijken valt, tracht ik een gesprek aan te knoopen met een vriendelijk uitzienden visscher, die op een paaltje naar de effen, maar toch altijd mooie rivier zit te kijken. En dat lukt uit stekend, de man blijkt een genoeglijke oude praatvaar te zijn, want binnen vijf mi nuten weet ik al dat hij hier chef is, 'bovenbaas' zooals hij zegt, dat hij reeds op zijn twaalfde jaar bij de visscherij is gekomen en nu tegen de zeventig loopt. 'En nou jij.' staat er op zijn glunderend, bruin gezicht te lezen, als hij uitgesproken heeft en zich behaaglijk in zijn grijze bakkebaardjes krauwt. 14

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1992 | | pagina 14