LEVENSHERINNERINGEN (7)
DE VIJF SLUIZEN
J. Stout
Een enkele maal op een zaterdagmiddag na de les of op een vakantiedag, trok een
groepje er gezamenlijk op uit, om zich te amuseren.
Bij één van die gelegenheden ben ik met een paar anderen gaan baden aan de Wester
kade. 't Was daar uitmuntend water achter het groene dijkje, waaronderdoor een
sluisje verbinding gaf met de Maas.
Ik kon niet zwemmen. Zwemmen was toen een sport voor weinigen. De jeugd werd
door de ouders zoveel mogelijk van het water afgehouden. Voor meisjes was zwem
men ongeoorloofd, alleen al uit zedelijkheidsoverwegingen. Voor jongens gold dit
minder, maar het was en bleef gevaarlijk. Je kon kou vatten. Je kon verdrinken. En
bovendien, waar was het goed voor? De vaders zwommen niet, de zoons behoefden
het ook niet te doen. Natuurlijk deden verschillende jongens het toch, vooral als ze
niet al te ver van een zwemgelegenheid afwoonden. Die zwemgelegenheden waren
zeer schaars. Ik zwom niet, maar liet me toch één keer overhalen, ook te water te gaan,
al was het dan alleen maar, om een beetje in het nat te ploeteren, te flodderen zeiden
wij: de uitdrukking 'pootje bajen' was in Schiedam onbekend. Tot een paar meters
van den kant was het bad ondiep. Daar kon je plonsen en plassen, spartelen en
stoeien zonder enig gevaar. Dan werd het plotseling, zonder overgang, diep, enige
meters diep. Het ondiepe en diepe gedeelte waren gescheiden door een stevige
schoeiing.
Zonder te kunnen zeggen, dat ik mij in mijn element voelde, had ik toch wel plezier
met mijn kornuiten in het water. TotplonsDaar ging ik ineens de diepte in. Een
vriendje had me uit pure vriendschap een vriendelijk duwtje in de rug gegeven. Ik
moest toch ook kennis maken met het diepe badIk schoot naar beneden, kwam weer
boven, greep me vast aan de schoeiing, stootte en passant mijn scheen stuk langs een
paal, trachtte me op te trekken. Anderen moesten me helpen, om in het ondiepe ge
deelte te komen. Onmiddellijk ging ik het water uit. Ik had er genoeg van. Ik deed
mijn zakdoek om de bloedende plek en kleedde me aan. Met Piet Paaltjens kon ik
zingen, zij het met een variant:
'In een wip was de lust
om te baden geblust.
Een geliefkoosde sport was roeien op de Maas. Aan de Vijf Sluizen kon je een bootje
huren. Dat kostte 20 cent per persoon en dan kon je zo lang wegblijven, als je verkoos.
De Vijf Sluizen was een gehucht tussen Schiedam en Vlaardingen. Je kon er komen
langs den Vlaardingerdijk. Je kon ook ten dele door de Diefhoek gaan; dat was min
der prozaïsch, door een laan met hoge boomen, tussen weiden aan beide zijden. De
Diefhoek is allang verdwenen voor straten en lanen in het Sterreboskwartier, o, heel
aardig en knus namaak-landelijk, maar 'geef mij liever (niet: een glaasje oude klare,
zoals de aanvulling eigenlijk luidt) de ongerepte Diefhoek, waar levensmoeden zich
26