BRAVE HENDRIK In 1702 meldde Hendrik Nolet zich aan als lid van het Brandersgilde. In hetzelfde j aar verscheen hij voor de eerste keer voor de heren van de Wet (Schout, Schepenen en Burgemeesters) naar aanleiding van een meningsverschil met de koper van 'een stuck brandewijn', de heer Antoni Brent. Brent beweerde dat Hendrik Nolet veel te laat ge leverd had en hij eiste schadevergoeding. Beide partijen werden gehoord en Hendrik veroordeeld tot een boete van 6 gulden en 1 stuiver. In 1703 waren er nieuwe geschillen. Hendrik had om van de spoeling, een afvalpro duct van de drankstokerij, af te komen, varkens gekocht, die hij wilde doorverkopen, als ze zich dik hadden gegeten aan zijn afval. De beesten hadden behuizing nodig en daarom ging Hendrik varkenskotten timmeren. Dit trok de aandacht van de buren, speciaal van hen, die in de Lange Kerkstraat woonden en uitkeken op de Baansloot. De buren melden zich op 31 maart 1703 bij de heren van de Wet en dienden een klacht in. Hendrik werd vervolgens gesommeerd om de bouw te staken. Hij deed dit niet. Wel sloot hij in de zomer van 1703 een contract met Comelis Arents, wonende te Delft, die zich verbond om tot 1 mei 1704 wekelijks alle spoeling bij Hendrik af te halen tegen betaling van 6 gulden en 15 stuivers, uitgaande van een wekelijkse opbrengst van 30 ketels. Haalde Hendrik dit aantal niet, dan mocht Cor nells per ketel minder, 4 stuivers en 8 penningen van de rekening afhalen. Cornelis oefende het beroep van spoelingvaarder uit; met een schuit trok hij door de Schie- damse wateren langs alle branderijen, waarmee hij een overeenkomst had weten te sluiten. Hij nam de spoeling mee en vervoerde ze naar het omringende boerenland. Daar kochten de boeren ze als veevoeder van hem op. Deze oplossing van Hendrik's spoelingprobleem hield precies 2 weken stand. Toen bleef Arents weg en zat Hendrik weer met de last. Hij was er echter de persoon niet naar om het erbij te laten zitten. Hij liep naar de heren van de Wet. Helaas, de heren van de Wet konden geen uitkomst bieden, omdat het ging om een geschil tussen be woners van verschillende steden. Uiteindelijk kwam men tot de samenstelling van een vrede gerecht, een college samengesteld uit zogenaamde 'goede' mannen van bei de steden, die bemiddelden tussen de partijen. Maar Comelis Arents bleef weigeren om het ophalen van de spoeling te hervatten. Hendrik stond machteloos; de varkens werden opnieuw de enigen, die zijn afval opruimden en even opnieuw volgde er een klacht van de buren bij de heren van de Wet. Op 29 oktober 1703 kwam Hendrik voor en kreeg te horen dat hij geen spoeling of vui ligheid van zijn beesten over de straat of in de Baansloot mocht laten lopen, tenzij hij de sloot tot tevredenheid van de buren 2 maal per jaar liet reinigen. Voor de kosten van deze reinigingsbeurten hoefde Hendrik overigens niet alleen op te draaien. Hij moest met de buren in overleg treden over de geldelijke bijdrage, die zij hem hiervoor ter hand moesten stellen, omdat volgens de bepalingen van de stad alle aangrenzende bewoners verantwoordelijk waren voor het schoonhouden van een sloot. Hendrik was wel een grote vervuiler, maar niet de enige. Hendrik kwam er zonder boete vanaf en dat zal hem deugd hebben gedaan, want in hetzelfde jaar leende hij 800 gulden van schepen Thart tegen een rente van 4%.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1992 | | pagina 16