langzaam teruggewonnen. De jenever ondervond scherpe concurrentie van andere gedistilleerd produkten. Om de prijzen van de branderijprodukten op peil te houden en op deze wijze een zekere winst te garanderen, ondertekenden alle Schiedamse branders een overeen komst (Na verschillende pogingen, die mede onder leiding van Jan Nolet plaats had den gevonden). De ondertekenaars namen vrijwillig de verplichting op zich de pro- duktie van moutwijn te beperken tot een overeengekomen hoeveelheid om zodoende de prijzen enigszins in de hand te kunnen houden. Enige jaren wist men deze overeenkomst te handhaven. Zij werd echter in 1836 losgelaten. De economische positie van de branders had echter zich op dat moment nog niet gewijzigd in het voor deel van de branders. Pas rond 1850 vond namelijk pas weer een belangrijke opleving plaats. De vijfde generatie: Dr. Jacobus Nolet Het Schiedamse familiebedrijf werd voortgezet door Dr. Jacobus Janszoon Nolet (1773-1811), zoon van Jan Nolet. In 1800 promoveerde deze man tot 'medicinae doc- ter'. Vervolgens vestigde hij zich als dokter in Schiedam. Hij was in deze stad echter ook gevestigd als brander en distillateur en als zodanig lid van de firma Petrus Nolet en Co. In deze firma was ook broer Petrus Nolet vertegenwoordigd. De branderij van deze firma was gelegen op de Schie. Ook Jacobus Nolet maakte slechte tijden door met zijn bedrijf. Jacob is echter niet oud geworden. Hij overleed in 1811. De zesde generatie: J.AJ. Nolet De oudste zoon van Jacob, Joannes Albertus Jacobus Nolet (1801-1861) zette het voort. Aanvankelijk was hij koopman in granen, kolen, gedistilleerd en aanverwante artikelen. In 1824 sloot hij een compagnieschap met de heer Comelis Joannes Beukers. Het doel van de firma Beukers en Nolet was aanvankelijk handel drijven. Pas later in 1834 ging de firma over tot het zelf produceren van gedistilleerd. De firma bezat verschillende panden, onder andere een branderij op de Lange Haven. In 1837 overleed Beukers en zette Nolet de firma alleen voort. J.A.J. Nolet oefende niet alleen in firma-verband het brandersvak uit. Hij kocht voor eigen rekening branderijen en een pakhuis in de Boterstraat. In 1833 werd, tevens voor eigen rekening parten in de aan de Noordvest gevestigde windkorenmolen 'De Palmboom' aangeschaft (Deze molen wordt op het moment volledig gerestaureerd en voor een belangrijk deel herbouwd). In de loop van de jaren kocht de heer Nolet ook verschillende naast elkaar gelegen panden op de Hoofdstraat. Rond 1850 kwam hij in het bezit van het voornaamste pand, de distilleerderij met de naam 'Moscou'. In eer ste instantie was J.AJ. Nolet van plan een stoomkoren - en moutmolen te vestigen in het pand. Uiteindelijk kreeg het pand een andere bestemming. Er werd een distilleer derij in gevestigd. Op deze manier werd de basis gelegd voor het bedrijfspand waarin nu nog het Schiedamse familiebedrijf is gevestigd. Op verschillende manieren zijn onder leiding van de eigenaar moderniseringen aan gebracht in de verschillende panden. In de branderij werd bijvoorbeeld voor het eerst gebruik gemaakt van de uitvinding van een bekende pompwerker, M. Kemp. Deze man verbeterde de zo moeilijk te bewegen slingerpompen in de branderijen; ze wer den gemakkelijker en met aanwending van geringer kracht te bewegen. 108

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1992 | | pagina 28