De melasse-spiritus en ook de graan-spiritus vormden een goedkope grondstof voor
de jeneverbereiding. Zij werden in korte tijd grote concurrenten van de moutwijn. In
plaats van moutwijn ging men steeds vaker de goedkopere spiritus gebruiken als
grondstof voor de jenever, of men verving een deel van de moutwijn door spiritus. Vol
gens velen was de kwaliteit van de zogenaamde spiritusjenever veel minder. Maar
aangezien het produkt uiteindelijk veel goedkoper was, werd het een gevaarlijke con
current voor de moutwijnjenever.
Opkomst distilleerderijen
Terwijl het aantal branderijen sterk terugliep, nam het aantal distilleerderijen na 1880
toe. Het distillateursbedrijf handhaafde zich in de jaren dat er sprake was van een
achteruitgang bij de branderijen. De distilleerderijen werden door de opkomst van
andere en vooral goedkopere grondstoffen, de al eerder genoemde spiritus, minder
afhankelijk van de branderijen. Het is waarschijnlijk dat veel branders, toen de resul
taten van het brandersbedrijf terugliepen, zich steeds meer zijn gaan toeleggen op het
distilleren. De resultaten die behaald werden door de distillateurs, zoals blijkt uit de
verslagen van de Kamer van Koophandel, waren over het algemeen redelijk en na de
eeuwwisseling zelfs goed te noemen.
Veranderingen
Ook de firma J.A.J. Nolet moest zich aanpassen aan de nieuwe situatie. De op
brengsten liepen terug. De firma kreeg bovendien nog een extra strop te verwer
ken, aangezien een handelsonderneming in het gebied rond de Demerara-rivier
(het grensgebied tussen Nederlands Suriname en Engels Guyana) op een
fiasco uitliep.
J.J.G. Nolet probeerde echter wel met zijn tijd mee te gaan. Hij stichtte in 1899 samen
met de heren Kramers, Kleipool en Wouterlood aan de Westerkade in Schiedam een
zogenaamde melasse-spiritusfabriek 'De Noord'. De fabriek heeft echter niet lang
bestaan. De resultaten vielen tegen en na enkele jaren werd het bedrijf over
genomen.
Uit de verschillende verslagen blijkt dat in 1895 nog steeds een branderij en een distil
leerderij in het bezit waren van de firma. Rond de eeuwwisseling heeft ook de firma
Nolet echter haar branderijen gesloten en uiteindelijk laten uitbreken.
De achtste generatie: J.AJ. Nolet
In het begin van de twintigste eeuw kwam wederom een J.AJ. Nolet (1867-1934) in de
firma. Joannes Albertus Jacobus Nolet was de oudste zoon van J.J.G. Nolet. Op het
moment dat zijn vader in 1906 overleed werd hij de enige firmant van de firma
J.AJ. Nolet.
Deze Nolet was distillateur en koopman van beroep, waaruit men kan afleiden dat
een branderij niet langer deel uitmaakte van het familiebedrijf. Het bedrijf ging zich
volledig toeleggen op het distilleren. Zij zorgde niet langer zelf voor het vervaardigen
van moutwijn, maar kocht de grondstoffen elders aan.
Toename export
In de eerste tien jaren van de twintigste eeuw waren de problemen van de branders
113