Het kwam herhaaldelijk voor dat de moeder tijdens of vlak na de bevalling overleed
en dat ook het kind spoedig na de geboorte stierf.
Een voorbeeld: Antoinetta Petronella Jansen was gehuwd met Joannes Cornelius
Florentius Nolet, een achterkleinzoon van burgemeester Jan Nolet (1816-1822). Op
9 oktober 1855 beviel ze van haar jongste zoon, die op 15 oktober overleed. Zij zelf een
dag later. Haar man hertrouwde 2 jaar daarna met Maria Clazina Hamer.
Vele eerstgeborenen haalden hun eerste verjaardag niet. Het was riskant om de eerste
te zijn, maar ook de laatste liep een groter risico om binnen een jaar het leven te laten.
Ook jong volwassenen liepen nog het gevaar om door ziekte plotseling te worden
weggenomen.
Opmerkelijk is, dat de 19de eeuw, wat dit betreft, geen grote verbetering te zien gaf ten
opzichte van de 18de eeuw. Pas in deze eeuw kreeg men meer greep op dergelijke
zaken.
Het aantal geboorten per huwelijk bleef aanvankelijk groot. Er bestond, vooral weer,
gedurende de 19de eeuw de tendens om steeds meer voornamen aan de kinderen te
geven. Van één per individu kwam men zo op 3 a 4 per boreling. (M.H.)
DE MARIAVERENIGING
Op aansporing van de pas herstelde bisschoppelijke gezag kwam ook in Schiedam
een 'eigen' (R.K.) liefdadigheidsvereniging. De dames J.M.M. Beukers-Nolet en M.J.
Walraven-Nolet richtten op 9 december 1855 de Maria-vereniging op.
De vereniging bestond uit 2 soorten leden: de zogenaamde ere- en de zogenaamde
werkende leden. De eerstgenoemden betaalden alleen contributie, de laatstgenoem
den hielden zich daarnaast met de daadwerkelijke hulpverlening bezig. Dit beteken
de dat zij morele steun verschaften door middel van het afleggen van visites en mate
riële steun door middel van het beschikbaar stellen van goederen. In principe
verstrekte men geen geld, maar goederen. Men hield herhaaldelijk inzamelingen on
der geloofsgenoten voor kleding en gebruiksvoorwerpen. Ook nam men gratis dien
sten aan o.a. van doktoren en maakte men gebruik van gratis aangeboden artikelen
van middenstanders, apothekers e.d.
Er was een presidente met bijna dictatoriale macht. Zij maakte uit of men de regels
van de vereniging al of niet naleefde, zij bepaalde hoeveel vergaderingen er werden
gehouden en wanneer en zij besliste uiteindelijk wie van de voorgedragen personen
of gezinnen hulp ontving.
De vergaderingen waren niet slechts zakelijke besprekingen, doch tevens oefeningen
in geesteskracht. Men bad veel en hield lezingen van spirituele aard om de moed en
bij de aanwezigen in te houden en hen ertoe aan te sporen de hulpbehoevenden toch
vooral psychisch op te wekken door hun geloof te versterken.
Van alle bezoeken werd nauwkeurig aantekening gehouden. Men gaf de namen van
de bezoeksters en de namen en adressen van de bezochten, alsmede de reden van het
bezoek. Men noteerde de datum, maar de duur van de visite niet. Later gaf men aan of
er iets was verstrekt en in geval van ziekte of de patiënt of patiënte thuis was gebleven
122