dat men op nieuwe ontwikkelingen kon inspelen zonder genoodzaakt te zijn daar
voor al te veel geld tegen een hoge rente te moeten lenen.
Een nieuwe nering
In 1688 brak de Negenjarige Oorlog uit, waarin de Republiek met haar bondgenoten
opnieuw een conflict met Frankrijk en diens geallieerden uitvocht. De Franse wijnen
waren het slachtoffer. De situatie was in deze jaren voor het brandersbedrijf erg guns
tig, gunstiger dan die voor het textielbedrijf, want dat ging om dezelfde redenen
achteruit als waarom het stoken van gedistilleerd vooruit ging. De Fransen verboden
de invoer van textiel uit de Republiek namelijk geheel en hun eigen bedrijven kregen
toen de kans om de markt, die ze voordien voor een groot deel aan de Republiek en
enkele andere staten hadden verloren, terug te veroveren. Voor de Republiek viel op
deze wijze één van de belangrijkste exportgebieden af. De branderijen evenwel ver
meerderden zich in ras tempo en de meesten deden goede zaken. Ook Jan Lucasse
legde zich op deze nieuwe nijverheid toe. Hij bleef het weversvak ook gewoon
uitoefenen.
Van zijn zonen legden er nog twee de meesterproef in dit vak af. Jan junior in 1697 en
Lucas in 1699. Laatstgenoemde bleef zijn hele leven wever en werd evenals eerder zijn
vader tot hoofdman van het weversgilde aangesteld en wel in de jaren 1712 1716 en
1723. De jongste zoon Jacobus was een tijdje weversleerling, doch legde de mees
terproef nooit af. Andere zonen bleven buiten het weversvak. Met name gold dit voor
Hendrik, die tezamen met zijn vader het brandersexperiment schijnt te hebben
opgezet.
In 1697 huwde Jan junior met Maria Morel en werd de Negenjarige Oorlog besloten
met de vrede van Rijswijk. Het invoerverbod op de Franse wijnen werd ongedaan ge
maakt. Bovendien werd een stookverbod ingesteld omdat de graanoogst was mislukt.
Dit duurde tot september 1700.
Op 14 mei 1701 liet Jan Lucasse Nolet, vermoedelijk omdat hij zelf ziek was, zijn
vrouw het bedrijf verkopen aan zijn zoon Hendrik. Op 19 januari 1702 stierf hij.
Hendrik zette de onderneming krachtdadig voort, daarin bijgestaan door de situatie
van het moment, want opnieuw was er een oorlog met de Fransen begonnen: de
Spaanse Successie-Oorlog. De invoer van alle soorten wijn en brandewijn werd ver
boden en de branders waren hun concurrent voor lange tijd kwijt daar de kwestie tot
1713 bleef slepen.
Zijn moeder Heijltje Nolet-Timmers trof de voorbereidingen voor het huwelijk van
Hendrik met Christine de Swart uit Delft. Op 11 februari 1703 vond de echtverbinte
nis plaats.
Hendrik was een ondernemende figuur, maar naar het scheen, geen gemakkelijk
mens; met velen kreeg hij het aan de stok. Hij verkocht de branderij aan zijn broers
Jan junior en Jacobus.
Op nieuwe lokaties
Reeds in april 1711 overleden Jan junior en zijn vrouw. Zijn aandeel in de onder
neming kwam nu in handen van de voogden over zijn dochtertje, met wie Jacobus
noodgedwongen moest samenwerken. Deze samenwerking lukte niet en in septem
ber 1711 verkocht Jacobus zijn rechten in het bedrijf aan de voogden. Zelf had hij
85