kaar in het huwelijk. Martinus en Joanna waren kinderen van Comelis van der Burg, die uit een familie van gegoede landbouwers en veehouders stamde. Hij nam spoeling af bij Jan Jacobuszoon Nolet en verkocht die als veevoer aan de boeren. Zijn zoon Martinus beoefende het beroep van moutwijnstoker en ging als zodanig met zijn zwager een compagnieschap aan, waardoor de eerste firma Nolet van der Burg ont stond. In juli 1768 kochten ze een branderij op het Hoofd. Verscheidene perioden in de achttiende eeuw brachten de branders de mogelijkheid tot grote welstand. Men beperkte zich niet tot het eigenlijke stoken van drank, maar trad tevens steeds meer naar voren bij de handel in granen en kolen, bij het oprichten van mouterijen en niet alleen bij dergelijke aanverwante zaken was men betrokken. Men speelde langzamerhand een rol bij vrijwel het gehele scala van handels- en in dustriële activiteiten in de stad. De jongste zoon van Jan Jacobuszoon Nolet, Cornelis geheten was een voorbeeld van bovengenoemde veelzijdigheid. Hij begon als hande laar in granen, maar deed er al snel van alles bij tot de handel in aandelen toe. Bijna als vanzelfsprekend bezat hij tijdens zijn carrière verscheidene brandersbe- drijven. De omstandigheden waren van dien aard dat Jan Jacobuszoon Nolet de vroedschap kon verzoeken om hem toe te staan zijn huis aan de Noordvest te verfraaien door middel van een stenen stoep en stenen palen met ijzers in de muur vastgemaakt. Het was een blijk van zijn welvaart en misschien daarom mede aanleiding om hem van overheidswege met een taak te belasten, die evenals de huwelijken op 5 april 1768, naar de toekomst verwees. Want Jan Jacobuszoon werd samen met Hendrik Kerse makers op 24 december 1768 benoemd tot armemeester van de Katholieke inwoners van de stad. Het tijdperk was voorbij dat de Magistraatarmekamer, een overheidsin stelling, voor de niet-Gereformeerde armen de zorg droeg. De familie Nolet raakt zo bij het maatschappelijk hulpbetoon betrokken. In de komende eeuw zou ze in deze sector zeer vele activiteiten ontplooien. Op 9 november 1772 overleed Joannes Jacobuszoon Nolet en zette zijn weduwe, Cor nelia Nolet-Vos het bedrijf met steun van haar zonen voort. Zoon Jan, werd op 25 sep tember 1773 als 'opvolger van zijn vader, eveneens tot armemeester benoemd. Nauwelijks een jaar later, op 1 mei 1774, slaagde men er van Katholieke zijde in om een eigen armehuis aan de Hoogstraat te openen dat voornamelijk als opvang voor ouderloze kinderen functioneerde. Politieke onrust In 1780 brak een conflict uit tussen de Republiek en Engeland. Onder de gevolgen hiervan had onze handel danig te lijden en her en der vlamde een zekere politieke on rust op. Er kwam een beweging op, die zich patriottisch noemde en zich scherp tegen de heersende machten keerde. De familie Nolet kon aan de invloed van één en ander niet ontsnappen. De jongste dochter van wijlen Joannes Jacobuszoon Nolet, Cor nelia Joanna huwde op 24 september 1782 met Hubertus Sigismundus Maschek, een uit Den Bosch afkomstige vreemdeling en sympathisant van de patriotten. Jacobus was lid van de Oeconomische Burgermaatschappij, een vereniging van vooraan staande Schiedamse burgers, die niet afkerig stond ten opzichte van enige maat schappelijke hervorming en verschillende kerkelijke gezindten omvatte. Hij zou steeds meer in de politiek verzeild raken, hoewel dit niet inhield dat hij zijn onder nemingsactiviteiten staakte. 87

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1992 | | pagina 7