eeuwse Schiedamse politicus, namelijk Joannes Andreas.
De jongste zoon Hubertus Sigismundus huwde op 20 mei 1814 met Elisabeth Josina
Blankenheym, dochter van Casolus Blankenheym, met wie Hubertus Sigismundus
de firma 'Blankenheym en Nolet' in het leven riep. Hubertus Sigismundus was echter
geen lang leven beschoren en na zijn dood huwde zijn weduwe, die een zoontje van
hem had, met de Belg de Brauwere van Steeland. Omdat uit dit huwelijk geen kinde-
Het verzoek van J.A.J. Nolet senior aan R.&W. van Schiedam van 10 december 1853 (het request om in
een pand aan de Hoofdstraat een stoomkoren- en stoommoutmolen temogen oprichten) was de eerste
aanwijzing voor het in bezit van de familie Nolet komen van één der panden 8 t/m 14 van
genoemde straat.
Het bedrijfscomplex, dat er nu staat, is uit deze panden opgetrokken, al zijn die al lang niet meer, wat ze
aanvankelijk waren. Het pand, waarvan in de aanvrage van 1853 sprake was, moet nummer 12 ge
weest zijn. Het is onbekend op welke wijze JA.J. Nolet senior het precies heeft verworven. In ieder geval
was het in 1805 door de brander/distillateur Daniël Visser aan diens zoon Gerrit afgestaan. Die ver
kocht het op zijn beurt in juni 1837 aan de meester-metselaar Joannes Groenewegen. Daarna dook het
pand weer op in handen van J.A.J. Nolet senior, maar hij zat er aanvankelijk niet alleen. Hij deelde het
geheel met de eigenaren van de belendende percelen, de heren J. Vrijland en H. W. Roelants. In de loop
der jaren zijn Vrijland en Roelants uit het pand nummer 12 vertrokken en deden de aangrenzende be
bouwing over aan J.A.J.. Pand nummer 8 bestond oorspronkelijk uit 3 afzonderlijke delen, die later
werden samengevoegd.
(Collectie Gem. Archief. Foto Roovers, 1958)
89