een klijn ventie (ventje) dat kon ick om de donder niet verdragen, soo sijde (zei) ick:
Nu sal je eens sien wat een klijn ventje doen kan, pakte hem aan en gaf hem de eerste
steek'. Einde citaat. Lena Santvoort vraagt Floris verder uit over de manier waarop
Louweris naar de Spuikade vervoerd is. Dat blijkt met een ladder te zijn gedaan, na
dat het slachtoffer eerst was afgewassen. Na de moord moest ook de herberg worden
gereinigd en dat was om zeven uur in de morgen gebeurd. Floris was er tot die tijd ge
bleven. Volgens hem zijn de makkers allen weg en zelf wenste hij dood te zijn. Tegen
Pieter de Haan had hij beloofd niets te zullen zeggen 'als soude sij mij met vier paar
den van den anderen trekken!'. Na zijn bekentenis blijft Floris in het huis van Lena
slapen, 'maar seer ongerust en steende'. Lena voegt nog toe aan het verhaal dat Floris
nog niet verteld had dat Leen Smeer aan zijn vrouw geld had gevraagd. Zij had niets
anders dan een gouden ducaton. Die gaf zij hem mee met de woorden 'Loop maar
weg in Godsnaam, en kom niet weerom'. Na zijn roes te hebben uitgeslapen (bij Lena
in februari/maart), zat Floris 'seer verwoest, wringende sijn handen, gaande in het
hoekie van de haart sitten, met sijn hooft neergedrukt en sijnde op de minste ritseling
bevreest, wenste dat hij al dood was'. Na de middag is hij weggegaan.
We kunnen nu voor het goede overzicht de zaak als volgt reconstrueren. Tijdens een
drinkgelag in een herberg aan de Vijfsluizen wordt door dronkenschap Louris de
IJslander doodgestoken door waarschijnlijk Floris Letooy. Ze schrikken natuurlijk
en proberen van het lijk af te komen. Ze laden het op een ladder en sjouwen ermee
richting Vlaardingen, waar ze het bij het Spuiwater laten voor wat het is, kennelijk te
dronken om zich op een adequate manier van de dode te ontdoen. In ieder geval keer
de Floris terug naar de herberg alwaar hij de bloedsporen wegschrobde. Drie maan
den later komt Floris bij Lena zijn bekentenis afleggen, die op haar beurt er ook nog
eens meer dan anderhalf jaar mee blijft rondlopen. Totdat zij op 11 november 1739
haar gang naar de schepenen van Schiedam maakte en alles opbiecht. De baljuw van
Vlaardingen, Mr. Johan van der Heym, verzoekt de schepenen om op grond van de
verkregen informatie de twee baandersknechten 'te mogen brenge in strikte gevan
genis', hetgeen wordt toegestaan.
Berecht
Op 5 december 1739 wordt Leendert Smeer berecht, althans dat probeerde men, twee
jaar na de gebeurtenissen in de herberg aan de Vijfsluizen. Hij is aanwezig, maar zelfs
na nadere onderzoek komt men niet tot een bekentenis. Hij blijft in zijn antwoorden
volharden. Dit leidt ertoe dat de baljuw zijn verzoek om hem te laten gaan moet inwil
ligen. Onder ede wordt hij ontslagen. Men gaat er vooralsnog van uit dat hij de waar
heid heeft gesproken. Komen er echter toch bewijzen boven tafel dan zal hij opnieuw
worden verhoord. Letterlijk staat er: 'Hij blijft bij zijn responsiven persisteren en
wordt op zijn verzoek onderhandtasting, sub peene convessie et convictie ontslagen'.
Veertien dagen later is Floris Letooy aan de beurt. De baljuw krijgt geen vinger achter
de zaak, want ook Letooy blijft in zijn verklaringen van onschuld volharden na diver
se malen te zijn ondervraagd. De baljuw moet hem daarom evenzo in vrijheid stellen.
Van deze zaak vernemen we niets meer en dus zal er wel niemand voor de moord op
Louris de IJslander zijn gearresteerd en gestraft. Of toch? Want, op 27 mei 1770, 33
94