De eerste glasfabriek in ons land
Ondanks een klaagschrift van Ambrosio de Mongardo en Pierre de Pedralis aan het
stadsbestuur van Antwerpen, waarin deze zich beriepen op een monopolie voor de
Nederlanden dat zij van kiezer Karei V zouden hebben gekregen, verleenden de
magistraten in 1581 aan Govaert van der Haghe, geboren te Antwerpen, een vergun
ning om binnen Middelburg een fabriek op te richten voor het 'bakken van glaesen
naar Antwerpse aard'. Govaert kreeg een jaarlijkse subsidie van honderd gulden, vrij
van accijns, belasting en wachtdienst. Hij mocht in twee jaren Middelburg niet verla
ten. Tussen walmuur en haven aan de 'Consteijnschen dijck' kreeg hij een plaats voor
zijn fabriek toegewezen, dicht bij de Segeerspoort. In 1584 kreeg hij opnieuw een sub
sidie van f 16.13.4 uitbetaald; in 1588 verwierf hij het burgerrecht.
Als Govaert werklieden tekort kwam, ronselde hij ze in Antwerpen en ook hierover
klaagde Ambrosio de Mongardo. In 1597 bleek de fabriek te klein geworden, vooral
omdat Van der Haghe zich voorgenomen had 'lange coleure wercken van getten'
(lange gekleurde buizen voor de parelfabricage) te gaan maken. Hij vroeg daarom
een groter stuk grond. Bij besluit van 23 mei 1598 werd hem dat toegestaan en het con
tract werd vernieuwd.
Van de Staten van Zeeland kreeg hij het monopolie om in de provincie Zeeland het
glasblazen uit te oefenen. De grenzen voor Antwerps glas werden gesloten en dit
invoerverbod schijnt nogal streng gehandhaafd te zijn. Hij ontving een licentie voor
zes schepen voor het vervoer van de grondstoffen en een vrijgeleide. Bovendien kreeg
hij vrijdom van accijns. De subsidie werd van honderd tot tweehonderdvijftig gulden
verhoogd: Honderdvijftig van de provincie en honderd van de stad. Voorts kreeg hij
een lening van 200,-. en de stad zou hem vrijwaren van het ronselen van zijn arbei
ders. Als tegenprestatie zou Govaert 'twee of drie knapen van de burgerij' in dienst
nemen. Ook werd hem het gebruik van de kade toegestaan.
In 1601 is de subsidie aan Govaert nog onveranderd. Hij overleed in 1605; de
Venetiaan Anthonie Miotti kocht de glashut van de 'wezen Van der Haghe'.
Miotti op zijn beurt werd financieel gesteund door Dirk van Os, bijgenaamd de
Amsterdamse Croesus. Een geldlening van zeshonderdgulden bond Miotti met han
den en voeten aan deze rijke Amsterdammer!
In 1618 werd de fabriek uitgebreid. Dat het bedrijf een voor die tijd respectabele
omvang had, blijkt uit het feit dat hij behalve z'n familie en glasblazers met 'knech
ten', voor licht werk nog zestig meisjes, jongens en weduwen in dienst had.
Zoals Middelburg met Antwerpen handelde of liever gezegd, ronselde, zo handelde
Londen met Middelburg. Het goud van de glasmagnaat Robert Mansel lokte Miotti
in 1619 naar Londen. Toch schijnt hij weer naar Middelburg te zijn teruggekeerd,
wantin een kerkelijke rekening van 1621 wordt vermeld dat aan 'Mingotte Glasblaes-
ser' twintig schellingen werden betaald voor de levering van zes avondmaalbekers. In
1623 kon men Anthonio Miotti in Brussel en Namen vinden; hij stichte daar een
nieuw bedrijf.
Nog kunnen we Middelburg niet verlaten want in het jaar 1626 vroeg een zekere Wil
helmus uit Amsterdam dezelfde voorrechten als Van der Haghe en Miotti. Ook Wij-
nants verkreeg kosteloos het burgerrecht; voorts een jaarlijkse subsidie van honderd
113