gulden en een renteloos voorschot van tweeduizend gulden. De nieuwe fabriek kwam
in de nabijheid van de oude te staan, namelijk aan de Blauwe Dijck, tussen de oude
Segeerstraat en Vlissingsche Poort.
We verlaten de Blauwe Dijck en komen terecht in de Bree waar we Elisabeth Serwou-
ters ontmoeten. Elisabeth was de weduwe van Marius, die in Gent een glasfabriek
dreef. Door het overlijden van haar echtgenoot was Elisabeth de fabriek in Gent kwijt
geraakt; later trouwde ze met Jacques, baron van Hareskercke. Elisabeth kreeg het
Pesthuis in de Bree toegewezen om daarin een fabriek te stichten, zij kreeg de ge
bruikelijke voorrechten en een renteloos voorschot van twaalfduizend gulden. De ar
beiders werden in Gent geronseld.
Ook in de 17e en 18e eeuw werden er vele glasblazerijen in verschillende plaatsen in
ons land gevestigd maar de meeste kenden geen lang bestaan. Iedere stad van enige
allure wenste blijkbaar een eigen glasindustrie binnen haar poorten te hebben, on
danks het grote brandgevaar dat daar in die tijd aan verbonden was. Het ging in de
meeste gevallen om bedrijven met een of twee kleine ovens met daarin een aantal
vuurvaste potten waarin zo'n honderd tot drieduizend kilo glas werd gesmolten waar
na het gewenste produkt met de blaaspijp werd gevormd.
De Glasstad Leerdam
In deze vogelvlucht mogen we niet nalaten even neer te strijken in de glasstad Leer
dam. Hier hebben oorspronkelijk drie geheel zelfstandig producerende glasfa
brieken gestaan.
De eerstefabriek dateert uit 1765 toen de glasblazersfamilie Pelgrim bij de plaatselijke
overheid toestemming vroeg om een glasblazerij te vestigen, iets buiten de Veerpoort,
aan de Nieuwedijk, de latere Lingedijk, 'alwaer zij hadden bevonden een bequame
plaetse tot het zetten van een Glas en Flesse Blazerij'. Tevens vroegen zij 'voor agt bla
zers en twee stokers met derselven Huysgezinnen de vrijdom van alle lasten, zoo van
Hoofdgeld, Lantaarn, Straat, Asch en Klapperman Geld, hoe ook genaamd'.
In 1766 startte de Hut (het woord komt van het Duitse Htitte) met acht glasblazers en
twee stokers. Een hut bevatte een zogenaamde potoven waarin ruwe grondstoffen on
der hoge temperatuur tot glas werden gesmolten waarna er dan door glasblazers fles
sen van werden geblazen. De omvang van de fabriek werd bepaald door het aantal
ovens. In 1850 telde de Leerdamse glasfabriek vijfenveertig werklieden. In 1853 werd
op hetzelfde terrein een tweede en in 1861 een derde hut gebouwd. In 1871 werden er
ongeveer vier miljoen flessen met de hand geproduceerd.
Uit het schema van de concentratie van de V.G. dat hierna volgt blijkt dat de eerste
Leerdamse glasfabriek, die toen ongeveer 350 arbeiders telde, op 1 juli 1912 werd in
gebracht in V.G.
De overgang van de produktie met de hand naar de machinale produktie van flessen
bracht een totale ommekeer binnen het flessenbedrijf teweeg. Na de overname door
V.G. werkte men in 1913 in de eerste fabriek te Leerdam met twee zogenaamde
Owens-machines
De tweede glasfabriek in Leerdam dateert uit 1816; het was een kleine blazerij met een
114