van wagenmaker en rijtuigbouwer leerde. Hij huwde op 2 mei met Cornelia van den
Band uit Geervliet en ze vestigden zich in Oudenhoorn. Cornelia was de zakenvrouw en
zij nam het initiatief om eind 1860 naar Schiedam te verhuizen, omdat de boeren geneigd
waren reparaties maar al te vaak in natura te betalen. De Schiedamse jeneverindustrie
bood werk genoeg voor wagenmakers. Zij vestigden zich aan de Broersvest. Zijn zoon
Arij ging te Den Briel in de leer voor rijtuigbouwer en volgde in Den Haag een cursus rij
tuigtekenen en volgde hem op.
Speciaalfabriek
Door de malaise in de jeneverindustrie en door de opkomende gemeentediensten ging
Arij zich richten op het reinigingsmaterieel. Zo richtte deze zoon in 1895 op 'De eerste
Nederlandsche Speciaalfabriek van gemeente reinigings-materieel'. In 1900 werd een
pand aan de Westvest betrokken. In 1902 werd in verband met een uitbreiding vergun
ning aangevraagd voor het plaatsen van 'een gasmotor van 2,5 paardekracht voor het in
beweging brengen van: één zaagmachine, twee draaibanken, een boormachine en een
ventilateur.' Zeven jaar later werd een veel groter pand aan de Hoofdstraat betrokken: de
voormalige kunstsmederij van de gebroeders Vincent. Rond een terrein van zeshonderd
vierkante meter lag de wagenmakerij, smederij en draaierij, ververij, magazijnen, berg
plaatsen, kantoren en tekenkamer tezamen 1650 vierkante meter. Alle machines werden
aangedreven door een stoommachine opgesteld in een ketelhuis; in 1910 werden twee
stoommachines van 10 pk vervangen dooreen stoommachine van 35 pk. Maar al in 1917
werd overgegaan op elektromotoren. Het machinepark was inmiddels fors uitgebreid, en
in 1913 werd daar nog de toen hypermoderne hydraulische bandenpers aan toegevoegd.
De wagenmakerij in 1912
158