Daar wachtte een Delftse groep. Voor het eerst zat ik in een trein en luisterde naar het
vreemde geboenkeboenk. Met bonkend hart ook: voor 't eerst alleen onder vreemden.
Het enige vertrouwde was ongeveer nummer 39, én Adrie de Beer die op school een klas
hoger zat.
We stapten over onderweg. Adrie en ik stapten samen in de rij vreemde kinderen. In
Voorthuizen was de eindhalte en in rijen van twee liepen we in flink mars-tempo 4'A km
door het bos. Voor ons een vreemde lucht. We moesten zingen en kinderen die al eens
eerder in Groot Dennenlust waren geweest werden steeds baldadiger. Ze zongen een
huislied dat niet veel goeds voorspelde.
Wijze: Op de grote - stille heide
ln Voorthuizen moet je wezen
In Voorthuizen moet je zijn
Wil je helemaal genezen
van je ziekte en je pijn
en je speelt er heeéel de dag
'k wou dat moeder 'tmaar eens zag
kom kindren, naar buiten
waar alle vogels fluiten
naar buihuiten.
Hoezo? ziekte en pijn vroeg ik later aan een dik
meisje met jongenskop uit Amsterdam, 'k Heb de senuwe
zei ze. En een ander die er dik en gezond uitzag: Plas in me bed
De enige ziekte die ik had was heimwee. De pijn zat
in moeders portemonnaie.
Wijze: Zie ginds daar komt de ijsman aan
Zie ginds komt juffrouw Jet al aan
juffrouw Jet al van de buurt
die iedre dag geregeld komt
zolang de zomer duurt.
Zie zij heeft lange armen
warm water nog erin
en ook nog harde kammen
die krassen bovendien
Heel langzaam komt zij nader
en trekt dan aan je haar
en roept dan 'Pietjes zoeken!'
die zitten in je haar
(langzaam)
(snel)
Tussen de bomen stond het witte huis met geverfde luiken en een klein klokje dat ons
later zou luiden voor het melkdrinken om elf uur. De hele groep de serre in: met een
instructie. Jongens mogen niet op de meisjesafdeling komen. Namen van zusters en jufs
KINDEREN «u BUITEN
17