boombladeren. Fantaseren hoe het in Schiedam zou zijn. Denken aan mijn eigen Haka-
boeken thuis: "Bij de kabouters in het bos' en 'Rob van Olden', gespaard op punten van
deD.E.S. Jawel, juffrouw Babs las vooraan de gróte meisjes: 'Onder het strodak' was de
titel. De kleintjes lagen al in bed en de groten zaten gezellig in een kringetje rond juf
Babs. Als het regende of minder mooi weer was, mocht ik 's middags in de lighal, een
attribuut waar ze ook in Schiedam nog lang heil van verwachtten. Hij kon draaien zodat
je niet op de wind hoefde te liggen en je moest dan echt onder de deken blijven.
't Werkte! Wat minder discipline, wat meer rust en na vier weken Groot Dennenlust was
ik zowaar vier pond aangekomen.
Halverwege de vakantie hadden Adrie en ik besloten dat we hier niet wilden blijven, 's
Nachts, als het raam van de slaapzaal op een kier stond, zouden we ons op het dak van de
serre laten glijden en zachtjes op de bosgrond springen en er vandoor gaan.
'Maar tussen droom en daad staan wetten in de weg, en praktische bezwaren'. Het regen
de en het raam was dicht. Bovendien: hoe moest het met onze kleren en hoe kwamen we
aan geld voor een spoorkaartje? Naar het station in Voorthuizen viel te lopen, maar dan?
Machteloos bleven we nog een paar weken aan de Voorthuizerweg 5 in Nijkerk van
goede voeding en frisse lucht genieten. We vierden in Barneveld ook nog Koninginne
dag en kregen die dag zelfs snoep! Ik deed mijn oranje linnen jurk met borduursels aan en
voelde me heel deftig. Voorthuizen, voor mij blijft het altijd: vort uit je huis.
Dennenlust was meer Dennenlast, ik ga nog liever naar 't strand dan naar de bossen. Er
was nog een afscheidsfeest op de laatste dag van ons verblijf. De kleintjes, waaronder
Adrie de Beer en Jeantje Verbeek, hadden een toneelstuk ingestudeerd. 'Klompertje en
zijn wijfje'. Ik was het wijfje en had geen enkele moeite de mand te sjouwen en flink te
jammeren bij ahoeahoeahoe. 'Het was niet om de eieren, maar om de mooie broek, die
moeder pas gemaakt had van Klompertjes onderbroek' ja mehoela.
Het was heel ergens andersom.
Eenmaal thuis, bij het uitstappen van lijn 4, stond mijn vader aan de Koemarkt. De tranen
stroomden toen ik Schiedam weer rook. Schiedam, ooooh Schiedam. Mijn vader hield
m'n hand stevig vast en verklaarde plechtig dat ik nu wist wat huilen van blijdschap was.
't Zal wel. Ik liet zijn hand los en liep in mijn eigen tempo over de Nieuwe Haven, de
B .K. Laan. Pas ter hoogte van het Julianapark stopten mijn tranen: het was er nog en ook
de Engelse tuin Atlantide, op de hoek van de Aleidastraat.
Thuis in de Alb. Thijmstraat 5b stond de wieg met het zusje. Hier was ik meteen weer
groot. Mijn moeder was zo wijs me veel te laten helpen: de zeep aangeven als baby in bad
ging, boodschappen doen op het hoekje bij de D.E.S., kruimels vegen na 't eten. Niks
geen gemalen vlees meer maar uit blik van de Steun.
Havermout? Een lepel van moeder die de enige was die 's morgens een bord pap at van
taptemelk: want ze moest de baby voeden. Drie cent de liter. Soms mocht je de pan uitlik-
ken. De buurvrouw klapte in haar handen bij het horen van de vier pond aangekomen:
Meid, dat is acht pakjes boter! En ze legde mijn moeder uit hoe ze met de pakken plante-
vet uit de Korenbeurs zelf margarine kon maken: met karnemelk kneden en gele kleur
stof toevoegen, 't Smaakte zurig. Crisis in Schiedam. Mijn nieuwe garderobe werd in
tweeën gedeeld: de andere helft voor 't zusje dat een jaar jonger was. Zij ging het volgen
de jaar en had behalve dolle pret nog een jaar kleren. Voor haar was 't ook echt vakantie
kolonie: ze ging in december.
20