onder de firma Schenner Smithof. Op 9 september 1775 verkocht Lucas Schermer zijn
helft aan de geneesheer Dr. Wilhelnus Keuchenius, raad en regerend schepen van
Schiedam. Evenwel kwam de andere helft weer in de familie terug, toen zijn broer
Nicolaas Wouter Schermer voor de gelijke som de helft van Nicolaas Smithof overnam.
(1781). Diens erfgenamen verkopen in 1792 dat erfdeel aan Dr. Wilh. Math. Keuchenius,
zodat sedert dien aan deze het gehele eigendom toebehoorde. In 1798 verliet deze
Schiedam, om zich in Den Haag te vestigen. Hij deed zijn bezittingen toen van de hand
aan Jan Crabbendam. Toen deze de branderij had gekocht, begon er voor deze industrie
een zeer ongunstig tijdvak. Door de voortdurende oorlog met Engeland in de Napoleon
tische tijd was de uitvoer over zee gestremd, terwijl het vervoer te land belemmerd werd
door allerlei moeilijkheden met de Franse douane. In het tijdperk 1800-1813 is het aantal
werkzame branderijen te Schiedam dan ook teruggelopen van 250 tot 150. Ook Jan
Crabbendam behoorde tot de velen, die het niet hebben kunnen bolwerken. In het najaar
1811 ging hij failliet. Bij de verkoop kwam het bezit via een stroman in handen van Carel
Wenneker en Hendrik Engering, vormende de firma Wenneker Reekers en Comp.
Genoemde panden zijn tot in de jaren zestig in het bezit van de firma Wenneker gebleven,
die dus gerechtigd is te zeggen, dat zij waarschijnlijk de oudste panden in Schiedam in
gebruik heeft gehad, waarvan kan worden bewezen dat ze vanaf 1693 als branderij-distil
leerderij hebben gediend.
Op 1 september 1903, heeft F.J.A. Wenneker zijn panden voor 10.500,verkocht aan
De Voormalige branderij schie 98 (foto ca 1920
28