dan weer met de andere partij een college. Daarbij spelen zetelverdeling en persoonlijke
voorkeuren een niet onaanzienlijke rol.
Een andere lijn is dat - weer vanaf de beginjaren zeventig - het karakter van de college
vorming verandert. Meer aandacht van de pers, een belangrijker informeel circuit en een
grotere rol van met name linkse besturen en ledenvergaderingen, zijn daarvan voorbeel
den. Niettemin blijven de fracties, en vooral de onderhandelaars van de partijen, verreweg
de belangrijkste spelers in de collegevorming. Het gezag van sommige onderhandelaars
wordt nog eens vergroot omdat zij in de loop der jaren veel ervaring met het onderhande
len hebben opgebouwd. Te denken valt dan aan politici als Simons (PvdA), Verhulsdonk
(VVD) en Rosman (CDA) die keer op keer bij de Schiedamse collegevorming betrokken
waren.
Een conclusie die getrokken kan worden, is dat (uiteraard) de verkiezingsuitslag een enor
me invloed heeft op de machtsverhoudingen in de onderhandelingen. Daarbij moet wel
worden aangetekend dat met betrekking tot de collegevorming in Schiedam eigenlijk
vooral heeft geteld welke partij de grootste is geworden. Het CDA heeft immers moeten
ervaren dat zijn positie als stevige tweede partij van Schiedam geen enkele garantie bood
voor collegedeelname. Kleine partijen, soms met maar één of twee raadsleden, kwamen
net zo goed in het dagelijks bestuur van Schiedam.
Het weren van de grootste Schiedamse partij uit het college van B W kwam tussen 1962
en 1990 nooit voor. De andere partijen achtten dit blijkbaar politiek absoluut niet haalbaar
en wilden of durfden een dergelijke kaart nooit te spelen. De PvdA nam altijd het initiatief
en had in de onderhandelingen onbetwist de grootste macht. Dat ook deze macht grenzen
kent, bleek bijvoorbeeld in 1974 toen een door de PvdA gewenst PvdA PPR CDA-col-
lege niet gerealiseerd werd, in 1982 toen de VVD maar liefst twee wethouders uit het vuur
wist te slepen en in 1990 toen D66 en Groen Links voorkwamen dat een door de PvdA be
oogd PvdA VVD D66-college gevormd kon worden. Niettemin heeft de PvdA, als de
partij die het meest populair was bij de Schiedamse kiezer van 1962 tot en met 1990 een
zwaar stempel gedrukt op de Schiedamse collegevorming.
53
De schrijver van dit artikel rondde in oktober 1993 zijn studie politicologie aan de universiteit van
Leiden af met een doctoraalscriptie over collegevorming in Schiedam.
Dit artikel werd overigens geschreven vóór de gemeenteraadsverkiezingen van 2 maart 1994.
NOTEN
1 Vaak ziet het collegeprogramma pas enige tijd na de datum van de wethoudersverkiezing het licht.
Over de belangrijkste punten hieruit zal echter tijdens de onderhandelingen wel zijn gesproken.
2 Van gemeenten met minder dan 10.000 inwoners heeft 56% in 1986 een programcollege.
3 Anders dan in latere jaren was er in 1966 bij de verkiezing van de wethouders nog geen sprake van
een grote fractiediscipline. Tegenwoordig wordt een wethouderskandidaat in de regel öf door een hele
fractie gesteund öf door een hele fractie niet gesteund.
4 De Centrumdemocraten worden niet bij de onderhandelingen betrokken.