DE GESCHIEDENIS VAN HET MEDAILLON VAN HA-
VERSCHMIDT IN DE GROTE KERK TE SCHIEDAM
ds. A. van der Klaauw
Bijna vier en tachtig jaar geleden stond in het Leidsch Dagblad (20 juni 1910) een verslag
van de aanbieding van een medaillon op de studentensociëteit Minerva te Leiden:
'Het bronzen medaillon stelt de beeltenis van Fr. Haverschmidt en profil voor, zijn naam er
omheen, en onder het medaillon een eikenhouten bandstuk, waarin met ebbenhouten let
ters de naam Piet Paaltjens is aangebracht met de jaren, gedurende welke hij student te
Leiden is geweest:
1852-1858
Deze waardige herinnering aan den man, wiens naam en werk trouwens in studentenkrin
gen wel nooit zal worden vergeten, werd met een geestige, tevens gloedvolle toespraak
aangeboden door Dr. Joh. Dyserinck...'
Deze Johannes Dyserinck, doopsgezind predikant, was enige jaren collega van Haver-
Schmidt in Den Helder. Zij zijn met elkaar bevriend geraakt. Dyserinck heeft na de dood
van HaverSchmidt een levens- en karakterschets van hem geschreven en gepubliceerd
(1908), en zich daarna beijverd als geen ander om de gedachtenis van zijn vriend levend te
houden.
En zo stond hij daar die 20ste juni 1910 in de vergaderkamer van het bestuur van het
Leidsche Studenten Corps met enkele van de beste vrienden van HaverSchmidt uit zijn
Schiedamse tijd en uit zijn vroegere studiejaren om het medaillon met HaverSchmidts
beeltenis over te dragen.
In het herdenkingsjaar 1993-1994, honderd jaar na het overlijden van Francois Haver
Schmidt, heeft het bestuur van de Stichting Francois HaverSchmidt-herdenking 1994 een
afgietsel van dit medaillon aangeboden aan de Kerkvoogdij der Hervormde Gemeente te
Schiedam om het aan te brengen in de Grote Kerk, waaraan HaverSchmidt dertig jaar lang
als predikant verbonden is geweest.
Dat het dezelfde beeltenis zou zijn, was de uitdrukkelijke wens van het bestuur van de
Stichting. En wel om twee redenen:
ten eerste: de leden van het bestuur wilden niet zozeer een typering van hem, de uitbeel
ding van een idee over hem, maar liever een heel menselijk gelijkend portret, zoals hij
voor zijn vrienden was. Het is gemaakt door de beeldhouwer hoogleraar A.W.M. Odé,
een oud-leerling van HaverSchmidt in Schiedam. Joh. Dyserinck schreef in een brief aan
een geïnteresseerde vriend: 'De Delftsche hoogleeraar Odé is bereid het te ontwerpen,
onder voorwaarde dat hij het alléén dan zal afstaan, als het aan zijn eigene verwachting be
antwoordt.' Welnu: Odé, die HaverSchmidt kende naar zijn uiterlijke verschijning, maar
vooral naar zijn innerlijke, heeft het 'afgestaan'. Bovendien kon Dyserinck aan Frank en
Margot, de kinderen van HaverSchmidt, schrijven, dat twee zeer vertrouwden van de fa
milie HaverSchmidt 'de bevoorrechten waren geweest, die het werk van de Heer Odé heb
ben gezien en er hunne groote sympathie mede hebben betuigd. Beiden verklaarden de ge
lijkenis voor sprekend'. Het waren Mejuffrouw Jeanette Klein, sinds jaren vriendin des
huizes en vertrouwelinge van de kinderen, en Mr. W. van der Kaay, één van de twee meest
intieme vrienden van Francois (brief 31.5.1910).
54