had hij nog een broer die Johannes heette en vooraan in de Middelbuurt op nr. 2 woonde.
Op zijn deur stond dus J. Kerssemeijer. Wanneer dan de besteller dat naambordje zag, dan
verdween onze post daar in die bus. Nu was zijn vrouw erg nieuwsgierig en sneed zo'n
enveloppe zonder meer open. Dan bracht zij de brief bij ons en beweerde met een schijn
heilig gezicht dat zij er zo gauw geen erg in had gehad, enz.
Ook gebeurde het wel dat onze post in de Voorbuurt op nr. 20 terecht kwam. Daar woon
de een kinderrijk gezin. De kleintjes visten de brief van de deurmat en de enveloppe werd
dan versierd met tekeningetjes van allerlei huisjes en een kerk, e.d. De moeder dorst de
brief niet zelf te brengen en deze werd via de achtertuintjes en de fam. Wasbeek bij ons
bezorgd. Dergelijke dingen gebeurden ook met andere gezinnen maar uiteindelijk kreeg
ieder zijn post.
Na deze postale verwikkelingen gaan we terug naar de Achterbuurt. Nog een reden van de
rust daar was dat de bewoners geen overburen hadden. Voor hun huis lag een brede stoep
waar de kleine kinderen rustig konden spelen. Dan lag er de straat zo'n acht meter breed
bedekt met koolas, daarna een bleekveld die grensde aan een sloot. Daarachter keek men
tegen de zijkant van de loods Padang. Aan het begin van de sloot was de bodem droog en
daar groeiden welig allerlei moerasplanten. Er groeiden bijvoorbeeld een soort wilde
rabarber waarvan de bladen een doorsnede hadden van een halve meter. Het was een
geliefde schuilplaats voor groepen kinderen die verstoppertje speelden. Als men daar
onder die begroeiing hurkte was men volkomen onzichtbaar voor de speurende jager.
De Achterbuurt was circa 100 m lang en bevatte 16 huizen. De achterste 4 hadden een
prachtig uitzicht op het tweede Balkengat en verder over het zigeunerkamp en het
Pijpenland. Alhoewel er nogal wat groepsfoto's bewaard zijn gebleven zal men waar
schijnlijk nooit zo'n foto van de Achterbuurt vinden. Er waren daar zo weinig kinderen
dat het niet lonend was voor een rondtrekkend straatfotograaf. Bij toeval heeft Schiedams
fotograaf J. van Diggelen ons een klein stukje gegund van de Achterbuurt toen hij de
voorzijde van het Nieuwsticht nam.
Het meest rechtse huis aan de Buitenhavenkant werd bewoond door Siem H. Hij had
waarschijnlijk een hekel aan kinderen, want als wij op dat hoekje samengroepten dan
kwam Siem en verzocht ons dringend "Op te mieteren". Tussen Siem's huis en het eerste
huis van de achterbuurt had men een doorgang van zo'n 10 m. Later zette men daar een
schutting met een poort. Deze poort bleef echter altijd gegrendeld. Daar zette Siem een
stapel konijnenhokken en dat was dat! Men geloofde dat zelfs de huisbaas tegen die drif
tige man niets dorst te zeggen. Wij liepen altijd met een grote boog om dat huis heen.
Toen Siem's vrouw overleed werd hij nog korter. Na de oorlog, toen er grote woningnood
was, kwam er een nichtje vaak bij hem die graag wilde trouwen. Zij bracht Siem onder het
oog dat alleen maar alleen was en dat zij alles goed zou verzorgen, als zij met haar aan
staande daar in mochten trekken. Siem moet daar erg lang over hebben nagedacht. Een
leven met alleen zijn konijnen was ook niet alles. Tenslotte trouwden het jonge stel en
kwam bij hem inwonen. Maar hoe gaat dat met zo'n jong stel. Die hebben zo hun eigen
opvattingen en na enige tijd beviel het samenwonen Siem hoe langer hoe minder. Hij
kreeg hoe langer hoe meer spijt en zocht zijn heil dan maar op zolder. Het was als bij een
129