Grieks drama waarbij het noodlot zich ontrolt en niemand dat kan keren. Niet lang na de
oorlog is hij gestorven. Hij lag opgebaard op de zolder en toen de dragers hem naar buiten
droegen struikelde er een van hen op de trap. Met moeite kon men voorkomen dat men
naar beneden viel. "Hij is gestorven van chagrijn" zeiden de buren. We wisten wel dat je
kon verdrinken, of sterven aan TBC dat toen volksziekte nr. 1 was, maar aan chagrijn! Dat
hadden we nog nooit gehoord. Zo is Siem Het Nieuwsticht uitgegaan en niemand heeft
hem eigenlijk gemist.
Een heel ander stel was de fam. Wetsteyn die op nr. 1 in de Achterbuurt woonde. Het was
een oud en vriendelijk stel. Blijkbaar had de man een goed pensioen want altijd zag je hen
in 's zondagse kleren. Zij leefden daar rustig hun eigen leventje. En wanneer wij weer
eens trek hadden in snoep dan gingen wij bij hen dicht voor het huis spelen. Prompt kwam
dan de vrouw even later naar buiten, offreerde ons een grote bus met boterballetjes en ver
zocht ons vriendelijk elders te gaan spelen. Al smikkelend verdwenen we dan naar elders,
want we wisten dan dat we de oude heer stoorden bij zijn middagdutje.
Op nr. 3 woonde de Fam. van Pelt. Ook al een klein rustig gezin. Zij hadden een zoon Cor
en een dochter Pietje. Doch Pietje trouwde met Cor van der Kuil, een scheepsschilder, en
kwamen naast ons wonen in de Middelbuurt op nr. 22. Een poosje later kochten zij een
orgeltje van Joh. de Heer. Dan was het zaterdag- en zondagavond concert. Pietje, die
dacht dat zij een sopraanstem had, gilde als een stoomfluit. En daar de muren dun waren
kregen wij de volle laag! Haar broer Cor zong gelukkig niet.
In het huis daarnaast woonde de Fam. Noorlander, die bestond uit vader, moeder en doch
ter Annie. Zij was een aardig en zachtmoedig meisje. Vaak nam zij 's zondags kleine kin
deren mee naar de Zondagschool in de Dwarsstraat, omdat zij de Zondagschool in het
Nieuwsticht voor kleine peuters te ruig vond. Toen hoorden wij op een dag dat Annie ziek
was en het bed moest houden. Later bleek zij TBC te hebben. Toendertijd heette die ziek
te nog tering. Wij wisten dat Annie langzaam zieker zou worden. Toen Annie te zwak
werd om de trap te beklimmen, mocht zij beneden in de bedstee van haar ouders slapen,
die naar de zolder gingen. Zo'n twee jaren heeft Annie daar gelegen. Toen gebeurde het
op een warme zomeravond in 1937 dat er ineens twee vreemde mannen verschenen, die
we nog nooit in het Nieuwsticht gezien hadden. Zij droegen mooie pakken en speelden
allebei harmonica. Maar zo mooi en harmonieus als die twee hadden wij nog nooit
gehoord. Spoedig groepten wij samen om die twee mannen. Na een tijdje liepen zij verder.
Maar Annie die had liggen genieten in de bedstee riep haar moeder. Die heeft die speel
lieden toen een paar dubbeltjes gegeven, zodat zij een poosje bleven. Opeens liepen de
speellieden tussen onze groep verder en wij bleven nog even in de Achterbuurt napraten.
Maar de muzikanten waren al uit het zicht verdwenen. Wij zochten in de andere straten en
de twee tussenbuurten maar nergens klonk meer muziek. Daarna keken wij de Dijk af en
twee kanten van de Buitenhavenweg, doch de twee mannen waren in geen velden of
wegen te bekennen. De mensen in de achterbuurt stonden allen voor hun ramen te keuve
len. Het was een warme dag geweest en de horren zaten overal in de ramen. Opeens riep
Annie vanuit haar bedstee: "Dag vader, dag moeder, nu ga ik sterven hoor." En voordat
haar ouders van buiten naar haar toeliepen, was Annie gestorven.
130