DOMINEE E.B. COUVÉE 1
Herman Noordegraaf
Van 1904 tot 1907 was ds. E.B. Couvée hervormd
predikant in Schiedam. Dat is dus maar een betrek
kelijk korte periode geweest. In deze tijd is echter
de grondslag gelegd voor zijn latere levensperiode,
waarin hij één van de pioneers van de stadszending
in Nederland werd.
Evert Barend Couvée werd op 9 december 1874 in
Leiden geboren. Hij was afkomstig uit een
Hugenoten- en lakenweversgeslacht. Zijn vader
was olieslager. In 1893 ging hij in zijn geboorte- en
woonplaats theologie studeren. Hij raakte enthou
siast betrokken bij de in 1896 opgerichte
Nederlandse Christen-Studenten Vereniging
(NCSV), waarvan het naar buiten gerichte élan hem
aansprak. De NCSV was mede beïnvloed door de
zogeheten opwekkingsbeweging, die in de negen
tiende eeuw en ook in deze eeuw zich als een grote beweging over kerkgrenzen heen deed
gelden. Ze werd gekenmerkt door een sterk persoonlijke en entousiaste geloofsbeleving
en door het intense verlangen om als dienaar van de Heer anderen tot het christelijk geloof
te brengen. Ook in de studentenwereld vond de opwekkingsbeweging weerklank. Couvée
maakte er dus in zijn studententijd al kennis mee. Hij was korte tijd (in 1896) secretaris
van de NCSV. Na zijn studie was hij allereerst hulppredikant in Brussel (1898), predikant
in Enter (1899) om daarna, op 6 maart 1904 als predikant in Schiedam bevestigd te wor
den. De notulen van de kerkeraadsvergaderingen laten zien dat het peil en de organisatie
van het kerkelijk leven Couvée zeer te harte gingen2. Zo stelde hij in de kerkeraadsverga-
dering van 13 september 1904 de vraag aan de orde hoe de kerkeraad wilde dat er gehan
deld zou worden als ouders die hun kinderen wilden laten dopen, verder blijk gaven van
onverschilligheid tegenover de kerk. Hij voegde daaraan toe dat het hem niet om farizeïs
me ging, maar om de ouders te doordringen van de heiligheid van de doop. Een duidelijk
antwoord kwam er overigens niet, wat erop wijst dat men niet al te streng wilde optreden.
Begin 1905 deed Couvée het voorstel om meer wijksgewijs te werken. Daartoe zou aan
iedere predikant twee ouderlingen en twee diakenen toegevoegd moeten worden alsmede
enige wijkbroeders en -zusters. Deze wijkcommissies zouden enig geld uit de diakoniekas
moeten krijgen. Vooral dit laatste stuitte bij de diakenen op bezwaren, vermoedelijk
omdat zij het geld centraal wilden blijven beheren. Het voorstel haalde het dan ook niet.
Couvée's verblijf in Schiedam was te kort om een blijvend stempel op de hervormde
gemeente te drukken.
Van meer invloed is geweest het werk dat Couvée aan de rand van de kerk ter hand nam,
de stadszending. De achtergrond hiervan was de volgende: De genoemde opwekkingsbe
weging kreeg in 1905 en volgende jaren een enorme impuls door de opwekkingsbeweging
133