Direkt na de hongerwinter en de oorlog in 1945 werd Jan de Zanger, die totaal uitgehon gerd was en aan dysenterie leed, naar Denemarken gestuurd om op krachten te komen. Hij reisde er per open truck via Duitsland heen. Hij zag Bremen en Hamburg in puin liggen. Van zijn belevenissen in Denemarken hield Jan een soort dagboek bij. Drie maanden is hij in Denemarken op een soort boerderij in Midden-Jutland gebleven. Hij leerde er zijn eer ste Deens en deed er veel kennissen op. Elke zomervakantie ging hij later naar Denemarken terug. Denemarken werd een tweede vaderland. Na terugkomst pakte Jan z'n studie aan de HBS weer op. Belangstelling voor literatuur werd weer aangewakkerd door klasgenoten Bas van der Licht en Karei Scholten. De nieuwste gedichten van de "de Vijftigers" lazen de jongens aan elkaar en aan de leraar voor. Die snapte niets van die gedichten, maar het enthousiasme van zijn leerlingen kon hij wel waarderen. In de jaren vijftig was het drietal betrokken bij literaire bijeenkomsten in Schiedam, die bekend stonden onder de naam "De Douche". Bas van der Licht (bad meester) ontving in een literaire salon jonge schrijvers als Cornells Vaandrager. Na het diploma reisde Jan drie maanden door Denemarken, Noorwegen en Zweden. Om aan de kost te komen nam hij allerlei baantjes aan: landarbeider, liftboy, kelner. Na terug komst werd de studie M.O.-Nederlands begonnen. Als student M.O.-Nederlands keerde Jan vanaf september 1957 op de Schiedamse HBS terug, maar nu als docent. Aan het les geven en omgaan met jonge mensen bewaarde hij goede herinneringen. Hij trok vitaal en vriendschappelijk met zijn leerlingen op. Er waren werkweken, bezoeken thuis en derge lijke. "Ze waren echt vrienden van me", zei hij later. In 1961 vertaalde Jan z'n eerste boek uit het Deens (een kinderboek) en in 1962 verscheen zijn eerste gedichtenbundel "Bij mijzelf te rade". Uitgever was Leopold te Den Haag en deze zou zijn vaste uitgever blijven. Geïnspireerd door reizen door Noorwegen, Spanje en Portugal bevat de bundel voor tweederde reisgedichten. Met zijn gedichten gaf Jan de Zanger woorden aan herinneringen, de indruk die de natuur op hem maakte en aan zijn woede over onrecht in de wereld om hem heen. Zijn gedichten geven uitdrukking aan zijn hoogst persoonlijke gevoelens. Dit doet hij door herkenbaar en eenvoudig taalgebruik. In de Schiedamse Gemeenschap van oktober 1962 werd de dichtbundel gunstig besproken en werd Jan de Zanger aan zijn stadgenoten voorgesteld, nadat hij enkele maanden eerder in hetzelfde blad over Piet Paaltjens had geschreven als J.F. de Z. Alles ging naar tevredenheid op de HBS, totdat hij voor het lustrum van de HBS moest surveilleren en om mee te doen een half maandsalaris moest bijdragen. Dit kon hij zich niet veroorloven en toen hij weigerde te betalen mocht hij ook niet surveilleren. Hieruit ontstond een onoverbrugbaar konflikt met de schoolleiding. Jan vertrok en in september 1963 werd Jan leraar aan het Rijksatheneum te Lochem in Gelderland. Jan woonde te Barchem (onder Lochem bij het kasteel De Wildenborch) en eind jaren tachtig te Zwiep in een verbouwde 19e eeuws boerderij, onder de rook van Lochem. "Benauwd en vies" noemde hij Schiedam later, gewend geraakt aan ruimte en openheid. Andere citaten: "Bij de Schie liepen de ratten voor je voeten, terwijl zich in de Sint-Anna-Zusterstraat nog een open riool bevond" en "Vooral de lucht van de spoelingschuiten in de Lange Haven staat 121

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1994 | | pagina 5