muur, met een emmer eronder. Op nr. 13 zat een gootsteen in het keukentje, hetgeen een hele vooruitgang was. Weliswaar had de gootsteen geen afvoer, zodat men daar een teil moest onderzetten. Maar een druiloor die daarover valt! Nu was het gezin lid van de S.D.A.P. en bij enkele kopstukken mocht zij de was doen. Vooraan in de Aleidastraat woonden enkele kakmadams die de was de deur uitdeden. Dus moesten de zware was manden eerst naar het Nieuwsticht worden gesleept en daarna de schone was weer terug. Als de was netjes was afgeleverd gebeurde het vaak dat mevrouw bedankte en de bood schap meegaf dat zij volgende keer wel zou betalen! Dan heeft zij ook de St. Janskerk mogen schoonmaken met een paar andere weduwvrouwen. Als Jannie ons zei dat haar moeder in de kerk bezig was, dan mochten er soms een paar met haar mee. Op grote petroleumstellen stond het schrobwater te warmen en de vrouwen maar dweilen. Wij mochten krijgertje spelen om de banken waar nog niet was schoongemaakt of verstop pertje spelen. De werkvrouwen moesten ook de grafzerken terdege poetsen. Deze rijken hadden zoveel krullen in hun wapens dat, als de dames klaar waren, het bloed onder de nagels stonden. Toendertijd had een weduwvrouw het niet gemakkelijk. Maar bij de Kerkvoogdij kreeg je tenminste gelijk je loon. Intussen groeide Jannie op als een knap meisje. Zij had een lief gezichtje met een zacht- rond kinnetje, prachtig lang blond haar en zij kon hard rennen, sierlijk als een hinde. Op Tini Koppenhage na, die in de Middelbuurt woonde, was zij de snelste. Het was net een jongen in haar spelen, met een ondeugende oogopslag. Zelfs haar moeder zei: "Zij heeft een leuk bekkie maar het is een dondersteen." Toen Jannie zo'n 14 jaar werd, begonnen de jongens al om haar heen te zwermen. Maar Jannie deed net of zij er geen erg in had en speelde rustig met de andere kinderen verder. Ook ondergetekende heeft het licht ont vankelijk hartje eens aan haar verloren. Nadat mijn eerste liefde Juffrouw Seij was van de Bewaarschool, volgde daarop Juffrouw Bloemendaal van de "Grote school" en dat werd ook niets. Toen ik 10 jaar was volgde Jannie hen op. Als wij 's ochtends ons klaar maakten om naar school te gaan, keek ik graag vanuit ons zolderraam op de achterplaats van de Fam. van Wingerden. Als het niet te koud was dan stond Jannie daar het lange haar te borstelen en te kammen. Op mijn ochtendgroet: "Hoi Jannie", groette zij terug en in de vroege zon glommen haar blonde haren als puur goud. Jaren later op de H.B.S. toen dr. de Boer, onze leraar geschiedenis en letterkunde de dichter G.A. Brederode uit 1585 behandelde dan droeg hij ons zijn mooiste gedicht voor. Als dan door de klas klonk: Vroeg in de Dageraad, De schone gaat ontbinden. Haar Goudig blonde Haar, Citroonig van Couleur dan dacht ik opeens weer aan Jannie daar op het Avondlyceum aan de Witte Kruislaan in Hilversum. Merkwaardig dat een beeld uit je jonge jaren weer terug komt. Na enige jaren trouwde Jannie van Wingerden met een leuke knaap en ging wegens woningnood bij haar moeder inwonen. De knaap heette Kees Admiraal. Een aardige jon gen om te zien. Een ranke gestalte, breed in de schouders en een leuke kop met haar. Toen we echter hoorden dat Kees in de kolen werkte, schudden wij bedenkelijk het hoofd. Maar ja liefde was ook toen blind. Doch in de oorlog was deze knaap goud waard. Want 168

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1994 | | pagina 20