gasverbruik. De lampen brandden en er werd op het gas gekookt. Zo gebeurde het wel eens dat de huismoeders 's avonds ineens zonder gas zaten. Dan was opa Bron een uit komst want die hielp je 's avonds als de winkels gesloten waren. Alleen kostten de gas- penningen bij hem 6V2 cent. Zo verdiende opa Bron nog een aardig zakcentje erbij. In die tijd kregen de oude mensen 5,aan pensioen. Als je alleen woonde werd dat 3,50. Wij kregen van de ouderen om een boodschap te doen meestal een snoepje. Méér zat er niet in. Meestal kreeg je 2'/2 cent mee of een vierduitstuk om 3 beschuiten te kopen of een pintje melk. Opa Bron behoorde ook tot die gelukkigen. Omstreeks 1936 is zijn dochter hem komen halen, aangezien hij te oud werd om nog zaken te doen. Op nr. 23 komen we Doris Mackaij weer tegen, die van zijn vak stenensjouwer was. Hij verhuisde met zijn gezin van de Tussenbuurt nr. 41 naar de Achterbuurt. Daar had hij een ruimer uitzicht dan in die benauwde Tussenbuurt. De grammofoon schalde nu over het Balkengat. Een paar jaar daarna overleed zijn vrouw en de grammofoon zweeg. Dat was ook zo'n typische gewoonte. Wanneer er iemand overleden was dan zweeg minstens een jaar dat instrument. Aangezien de meeste kinderen getrouwd waren werd het opeens een mannenhuishouden. Ach wat had Doris het slecht naar zijn zin. Nu kwam er wel een dochter af en toe wat ree schieten, maar mannen onder elkaar dat is toch niks. Met zijn jongste zoon Jan had hij geen last, maar zijn andere zoon Marius kon hij niet overweg. Soms zag je Marius het huis uitvluchten en zag je hem voorlopig niet weer. Want als Doris kwaad was, borg je dan maar. Op de stoep rechts van de voordeur stond altijd een hakblok met een hakbijl erin geslagen. De meeste mensen lieten 's nachts de kachel uit gaan. Waarom dure kolen verbruiken terwijl je 's nachts lekker warm in de bedstee lag? Het was 's morgens in de winter dan ook eindeloos houtjes hakken. Op een middag had Marius het weer bont gemaakt, rende de straat op met zijn vader er achteraan die zijn hakbijl greep. Marius kon echter harder lopen dan zijn vader zodat er geen koppen rolden in de Achterbuurt. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog is er nog een oudere zoon op nr. 27 komen wonen. Die had echter een groot gezin en toen de brandstof opraakte is hij maar aan de deuren begonnen. Toen deze gauw op waren, gingen de vloerplanken eraan. En de kin deren speelden tussen de balken in het zand verguld met hun privé zandveldje. Op nr. 29 woonde Jo Fut met haar moeder. Haar moeder was reeds in 1922 weduwe en het zal geen vetpot zijn geweest in die tijd. Dat veranderde echter toen Jo ouder werd en ging werken. Het was trouwens een flinke en aantrekkelijke meid. De mensen zeiden dat zij gewoon "in 't fabriek" werkte, maar daar geloofden wij niets van. Zij was altijd chic gekleed en beschikte over veel geld. Als het 's zomers warm was en de ijsboer tingelde door de buurt, dan zorgden wij dat we in Jo's buurt waren. Want zij tracteerde dan, ons kinderen, ook op een ijsje. Tegen de namiddag reed soms een mooie auto voor haar deur. Natuurlijk zat zij ergens op kantoor en zo'n rijke meneer kwam bij Jo verder overleg ple gen. Wij dromden om de mooie auto samen en bewonderden al het chroom aan de wagen, zeer vereerd dat zo'n mooie auto in het Nieuwsticht kwam. Haar moeder, die niets met Jo haar werk te maken had, zat dan altijd op een stoeltje buiten, rechts van de voordeur. Zij keek met haar grijze priemende ogen ons niet aan, haar blik dwaalde over het Balkengat en verder weg. Maar we voelden wel dat we het niet moesten wagen om een hand naar die 171

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1994 | | pagina 23