Tien van de zestien gezinnen zijn nu besproken. Laten we de kinderen ook met hun spe
len noemen. In de Achterbuurt waren de spelen anders dan in de andere straten. Dat
kwam hoofdzakelijk omdat het daar niet bestraat was, maar geheel bedekt met het
beruchte koolas. Ook stonden er geen lantarens. Bij huizen nrs. 1,11,23 en 31 waren lan
tarens op muurconsoles aangebracht, hetgeen een vrije doorgang over de gehele breedte
van de buurt garandeerde. Het was er bijzonder geschikt om er fietsen te leren, want je
slipte niet zo snel en je viel daar nooit zo hard als op de met stenen geplaveide straten. Er
werd in de Achterbuurt ook meer het steltlopen beoefend om dezelfde reden. Als het tijd
was voor de meisjes om te diabolen dan trok men ook daar heen. In de Citybazaar ver
kocht men diabolen voor 2 a 3 cent. Die uit hout gedraaide dingen spatten uit elkaar als
zij op de stenen terecht kwamen. Wie zo rijk was en zich een duurdere van gummi
gemaakte diabool kon permiteren, bleef in zijn eigen straat. De oudere jongens konden
daar het beste het kootspel beoefenen. Wanneer men ging kooten dan zocht men langs de
sloot twee gave stenen. Dat was niet moeilijk daar de gemeente de gewoonte had om puin
langs de sloot te gooien en hiermee de prachtige plantengroei om zeep hielp. Men zette
twee stenen in de vorm van een kruis op elkaar, liep twaalf stappen achteruit en trok dan
de meet in het koolas. Iedere knaap zocht voor zichzelf een steen en trachtte het kruis om
te gooien. Als ieder zijn beurt had gehad dan trokken degenen die het kruis omgegooid
hadden, de meet twee stappen verder, tot er tenslotte maar één overblijver was, daarna
begon men opnieuw.
's Avonds wanneer de mensen nog even voor hun deur stonden te keuvelen, dan gebeur
de het wel eens dat een huismoeder behoefte gevoelde om de edele fietssport te gaan
leren. Een fiets was zó gevonden evenals een aantal vrijwilligers ter assistentie. De
meeste dames hadden nooit op een autoped gestaan, noch op rolschaatsen. Dus de even
wichtsorganen waren zo'n penibele toestand niet gewend. Twee stoere mannen, met
snorren, stelden zich dan ter weerszijden van het stuur op. Twee anderen hielden de ach
terpartij in evenwicht en dan zette het geheel zich in beweging. In die tijd hadden de
mannen een andere smaak wat vrouwelijk schoon betreft. Men keek bij de vrouwen meer
naar het achterwerk dan naar het voorwerk. Ook mollige vrouwen werden méér gewaar
deerd dan zo'n "lampeglas", want die konden nooit gezond zijn. De vrouwen op hun
beurt waardeerden mannen met flinke snorren zeer. De mannen die bij de fietsles de ach
terpartij in de gaten hielden, konden de verleiding niet weerstaan. Zij knepen af en toe in
het gedeelte dat zij in evenwicht moesten houden, waarna een gil klonk en het slachtoffer
op hol schoot. Kortom het werd vaak een gegil en een gelach van de bewoners der
Achterbuurt. En het gebeurde wel eens dat een huismoeder in de sloot dreigde te vallen
of tussen de biezen langs het Balkengat verzeilde, waarop wij dan ook braaf stonden te
wachten. Zo kwam de Achterbuurt af en toe tot leven.
En dan hadden we daar het tweede Balkengat. Het eerste was bij de zagerij verderop. Wel
was het Balkengat geheel afgezet met prikkeldraad. Maar dat was geen belemmering
voor ons jongens. Je kon er heerlijk vissen en vaak gingen we balkietrippen. Er dreven
zware boomstammen, aangevoerd van over de Atlantische Oceaan, die daar een jaar of
meer lagen uittewateren alvorens naar de zagerij te worden gedreven. Er lagen hele vlot
ten doch ook losse balken. En nu was het de kunst om van de ene stam naar de andere te
springen, zonder een nat pak te krijgen, 's Avonds was het daar minder gezellig. Er
173