van de Hoofdstraat. De remise, een houten gebouw, werd na het slopen van de molen de
Ploeg op deze plaats neergezet. Het haaks op de Hoofdstraat staande gebouw stond tien
meter van de straat af, was tien meter breed en had 3 tramsporen. Buiten naast de remise
was nog een extra tramspoor en omdat er te weinig ruimte was voor de benodigde wissels
werd er gebruik gemaakt van een draaischijf. In de remise was plaats voor acht rijtuigen,
precies genoeg om alle rijtuigen onderdak te bieden. Achter de remise was een paardestal
voor 20 paarden van de gebroeders Hoek die ook voor de koetsiers voor de rijtuigen
zorgde. Tussen de remise en de paardestal zat nog een meststal, die de architect was ver
geten te tekenen, maar waar later nog genoeg ruimte voor bleek te zijn. Waarschijnlijk
zijn er in dit tijd geen foto's van de remise gemaakt, wat niet zo vreemd is, want de remi
se lag op priveterrein en was dus niet makkelijk toegankelijk. Ook leende de Hoofdstraat
zich er niet zo voor om mooie foto's te maken; toch zijn er voor een bedrijf wat maar 15
jaar heeft bestaan 1902-1917) nog zo'n 40 verschillende foto's van de Schiedamse paar-
detram.
In de vorige eeuw bestonden er ook in Schiedam, zoals in veel steden, plannen om rail
verbindingen aan te leggen. Er was zelfs in een plan geweest om een stoomtram van
Rotterdam naar Vlaardingen door Schiedam aan te leggen.
In 1881 hadden twee heren uit Rotterdam een concessie verworven voor een tramlijn in
Schiedam, maar zagen er toch maar vanaf.
In 1901 werd door J. Vürtheimjr. een aanvraag ingediend voor drie lijnen. De lijnen A en
B werden al gelijk gekoppeld tot één lijn (Station-Singel-Emmaplein-Broersvest-
Koemarkt-Gerrit Verboomstraat-Lange Nieuwstraat-Hoofdstraat-Hoofdplein). Lijn C
had een lijn moeten worden van het Emmaplein naar het Beursplein, maar is er nooit
gekomen.
In de concessie stond, dat als het personeel zich dronken op het rijtuig bevond, de heer
Vürtheim zijn concessie kon verliezen, vrij vervoer voor overheidspersoneel en een rij
frequentie van 15 minuten.
Op 30 Oktober 1901 stichtte de heer Vürtheim de Schiedamsche Tramweg
Maatschappij.
De werkzaamheden aan de trambaan verliepen voorspoedig, alleen was er enige vertra
ging, omdat de oude dubbele houten ophaalbrug over de Nieuwe Haven moest worden
vervangen door een enkele stalen klapbrug. Op 19 September 1902 kon de hele tramlijn
worden geopend. Men had de beschikking over 6 gesloten rijtuigen van de firma Beijnes
uit Haarlem, die in die tijd vele tramrijtuigen bouwde. Het was een rijtuig met drie
ramen, met als extra dat ze buiten de gangbare rechte lijst een sierlijk gebogen rand had
den boven de ramen. De kleur van de rijtuigen waren lichtgroen en aan de onderzijde wit,
met daarop de volledige naam van de maatschappij. Tegen Pasen 1903 werden de twee
open rijtuigen nummer 7 en 8 in dienst genomen, ook was er nog een open goederen
wagen, met afneembare voor- en zijschotten, die in de winters kon worden gebruikt als
pekelwagen. De tramlijn had een spoorbreedte van 1000 millimeter en had twee wissel
plaatsen. Eén op de Broersvest bij de huidige boekhandel van Leeuwen en de andere in
de bocht van de Lange Nieuwstraat bij het oude politiebureau. Er waren kopsporen bij de
eindpunten. De eerste jaren was de winst van de tramlijn redelijk, toch werd het vervoer
beneden de maat geacht. Een rit van 2,75 km was 5 cent, wat voor die tijd erg duur was.
61