was of je fiets er stond, want dan wist ik: het wordt weer een gezellige ochtend. En wat ook belangrijk was: je nam me, hoe jong ik ook was, serieus. Zo leerden we elkaar als vaste bezoekers van het archief kennen. Later bezocht ik je regelmatig thuis, waar ik je werk bewonderde en waar we spraken over onze gemeenschappelijke interesses, maar toch vooral over Kethel en haar geschiedenis. In 1975 verscheen je eerste boek In en rond de dorpskerk van Kethel en Spaland. Jaren archiefonderzoek hadden hun eerste vruchten afgeworpen. Binnen twintig jaar zouden er nog vier boeken volgen. Voor de uitgave van de laatste twee, De zeis aan de wilgen en Een Kethelse reis, hebben we nauw met elkaar samengewerkt. Dat gold ook voor de ten toonstelling die in 1985 in het Stedelijk Museum aan je werk werd gewijd. Eindelijk had de kunstenaar De Raat de erkenning gekregen die hij verdiende. Ondanks je ziekte bleef je doorgaan. Je schilderde, je schreef, totdat het echt niet meer ging. Afgelopen zondagavond moest je, nu definitief, de zeis aan de wilgen hangen. We nemen afscheid van je, maar voor mij is het geen echt afscheid. Iemand is pas dood als hij vergeten is, maar dat zal in jouw geval niet gebeuren. Daar staat jouw oeuvre borg voor. En misschien ook een Jaap de Raatstraat, die naar ik hoop er eens zal komen. Maar dan wel in Kethel, uiteraard... In 1980 besprak ik je boek£en dorp dat driemaal onderging. Uit die bespreking citeer ik het volgende omdat deze passage mij bij deze gelegenheid wel toepasselijk lijkt: "Het is meestal erg plezierig om het werk te lezen van iemand die bij zijn onderwerp betrokken is. Dit geldt zeker voor Jaap de Raat. Hij schrijft over Kethel alsof het een stuk van hemzelf betreft en het is daarom niet verwonderlijk dat hij zijn ontstemdheid over de wijze waarop men na de oorlog met Kethel is omgesprongen niet onder stoelen of banken steekt. Toen het hart van het dorp langzamer ging kloppen was het Jaap de Raat die uit de mond van de stervende diens herinneringen optekende, zodat het nageslacht zou weten hoe Kethel was toen het nog leefde. Hiermee echter nog niet tevreden begon hij de archieven van Kethel te bestuderen - wat vele jaren in beslag zou nemen - teneinde de leemten in het geheugen van de stervende aan te vullen. 'Het is voorbij, het oude Kethel en Spaland is verdwenen als een baksteen onder water. Het rimpelt nog wat na door dit geschrijf.' Met deze sombere woorden besluit De Raat zijn boek. Is die somberheid wel terecht? Natuurlijk, van het oude Kethel zoals De Raat dat gekend heeft is weinig meer overgeble ven. Maar juist doordat hij de geschiedenis van Kethel op zo'n voortreffelijke wijze heeft beschreven zal het dorp zijn ergste lot bespaard blijven, namelijk de vergetelheid. Dat Kethel nooit helemaal zal ondergaan is iets waarvoor we Jaap de Raat niet dank baar genoeg kunnen zijn, Jaap, je hebt je doel bereikt. Rust in vrede goede vriend. (AvdT) 75 Een bloemlezing van de gedichten van Jaap de Raat, uitgegeven door de Hervormde Kerk van Kethel is te koop bij het Kerkelijk bureau, Galjoot 1. Tel. 010-4711697

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1996 | | pagina 39