Regentes van het Sint Jacobs-Gasthuis
Toen mevr. Koeten-Ooms in 1927 tot regentes benoemd werd, waren de toestanden in
het Sint Jacobs-Gasthuis (toen op de Hoogstraat in het pand waarin nu het Stedelijk
Museum gevestigd is) al jaren voorwerp van een slepende disussie vanwege de rechtelo
ze positie van de bejaarden en de kwalitatief onvoldoende huisvesting. Een uit tien per
sonen bestaand college van regentes droeg de bestuurlijke verantwoordelijkheid. Het
werd benoemd door de gemeenteraad namens die instellingen van weldadigheid die ten
minste vijf verpleegden in het gasthuis besteed hadden. De situatie in het Gasthuis was
de SDAP al jaren een doorn in het oog. Zij pleitte ervoor om vertegenwoordigers uit alle
politieke groepen in het college op te nemen. Binnen het college van regenten bestond
hiertegen weerstand, omdat het vast wilde houden aan de koppeling met de instellingen
van weldadigheid. Uiteindelijk lukte het toch om bij een vacature mevr. Koeten-Ooms
door de regenten voor te laten dragen. Doorslaggevend was daarbij de wijze waarop zij
haar lidmaatschap van de commissie voor het Gemeente Ziekenhuis vervuld had (waarin
zij voor de gemeenteraad zitting had gehad). Die motivatie werd ook naar voren gebracht
bij haar verkiezing door de gemeenteraad op 30 december 1927: zij werd uitdrukkelijk
niet als sociaal-democrate gekozen.
In het college hadden doelbewust ook vrouwen zitting. Zij moesten vooral toezicht hou
den op de huishoudelijke gang van zaken. Elke dinsdagmiddag waren daartoe de dames
regenten in het Sint Jacobs-Gasthuis te vinden. Vol vuur kon mevr. Koeten-Ooms later
nog over wantoestanden vertellen. Zij hield vast als zij meende dat er sprake was van een
misstand. Dit bracht haar in conflict met de binnenregent en regentes (het echtpaar dat de
directiefunctie vervulde, ook wel vader en moeder genoemd). Om weer uit het reeds aan
gehaalde interview met Het Vrije Volk te citeren:
"Ik kwam eens drie mannetjes tegen. Het was in een heel strenge winter en ik vond dat ze
er nogal vies uitzagen. "We hebben ons in drie dagen niet gewassen, want boven is geen
water en beneden lopen we het personeel in de weg", legden ze uit. Dat was nou precies
iets voor haar. Mevrouw Koeten stapte op de vader en moeder af, kreeg nul op het rekest
en ging dus - het was heel vroeg in de morgen - burgemeester Stulemeyer (de voorzitter
van het college van regenten, zelf rooms-katholiek, H.N. uit z'n bed bellen. Hij wist
wel dat Elisabeth Koeten-Ooms een doordrijfster was en hij kwam dus. "Hij hield veel
van oude mensen", vertelt ze. "en hij was meteen bereid om met mij mee te gaan." Daar
kwamen ze dan: "Hoe staat het er mee, hebben de mensen zich wel gewassen?", zo richt
te de burgemeester zich plompverloren tot de vader. En in minder dan geen tijd liep het
hele personeel, vader en moeder incluis, water te slepen naar de verdieping voor de
bejaarden."
Het conflict met de vader en moeder escaleerde vooral naar aanleiding van de slechte
kwaliteit van het eten. Enige citaten uit de notulen van de vergaderingen van het college
van regenten spreken boekdelen:
"Hierna werden de besprekingen geopend over de gedragingen van de binnenregent
waarbij de Voorzitter regenten uitnoodigd zich nu eens openhartig uit te spreken. Mevr.
Koeten-Ooms begint met op te merken dat den binnenregent voortdurend zegt U kunt het
86