Nadat verpleegden weer bij haar geklaagd hadden over het eten, was mevr. Koeten-
Ooms persoonlijk het eten gaan proeven. Nadat zij weg was gegaan, zei de vader tot
de verpleegden: "t smaakte haar zeker goed. We konden ze wel een pannetje thuis
sturen." (vergadering 28 december 1929)
Toen haar bij onderzoek weer bleek dat de erwtensoep, die de bejaarden één keer
per week aten, zeer slecht van kwaliteit bleef, haalde zij weer burgemeester
Stulemeyer erbij. In de erwtensoep zaten etenresten van de hele week, bloemkool
stronken en bieten dreven erin rond, terwijl een stokoud mannetje telkens het vuur
moest opporren. Toen de burgemeester dat zag, vroeg hij: "Is dat varkensvoer?"
"Nee, mensenvoer", antwoordde mevr. Koeten-Ooms. Die avond aten de bejaarden
melkbrood, boter en gebakken vis: een traktatie van de burgemeester.
Hijzelf en mevr. Koeten-Ooms aten mee, gezeten aan lange schragen en op rechte,
houten stoelen, want ander meubilair was er niet. Voor dat alles moesten de bejaar
den vijf gulden per week betalen. De meesten konden dat niet betalen. Met lijsten
gingen zij langs de deur om zo met stuivers en dubbeltjes hun verpleeggeld bij
elkaar te schrapen.
Uiteindelijk werden de vader en moeder ontslagen. Deze vochten te vergeefs het
ontslag bij de rechtbank aan ("rooms en rood hebben mij eruit gewerkt"). Men stap
te nu af van het systeem van vader en moeder en benoemde vanaf 1930 een directri
ce.
Een hele verbetering vormde de nieuwbouw aan de Burgemeester Knappertlaan, die
in 1934 geopend werd en waar het Sint Jacobs-Gasthuis nog steeds gevestigd is.
Het Groene Kruis
Wij vermeldden al dat mevr. Koeten-Ooms ook betrokken was bij het Groene Kruis.
Zij behoorde in 1930 tot de oprichters hiervan en was bestuurslid. Het Groene Kruis
beoogde een einde te maken aan misstanden als het aangewezen zijn bij bevallingen
op de hulp van ongediplomeerde bakers, oude grootmoeders of hulpvaardige buren.
Of op de hulp van familie als moeder ziek werd. De afdeling thuiszorg ging in de
behoefte aan gezinshulp voorzien. Een ernstige ziekte in het gezin betekende vroe
ger een financiële slag, vooral als men in het ziekenhuis opgenomen moest worden.
Daarom stichtte het Groene Kruis een fonds voorzorg ziekenhuisverpleging en ope
ratiekosten, dat in korte tijd meer dan 6000 leden telde. Toen tijdens de crisisjaren
uit onderzoek bleek dat bijvoeding voor vele kinderen gewenst was werd gedurende
vijf dagen in de week op de openbare en rooms-katholieke scholen extra voedsel
verstrekt aan ongeveer 800 kinderen. Het eten werd in Rotterdam en in de
Gemeentelijke Keuken bereid en kostte de ouders 9,5 cent per portie. Ook bij de
voedselverstrekking aan de werklozen was het Groene Kruis betrokken. De betrok
kenheid van mevr. Koeten-Ooms bij het werk van het Groene Kruis brachten haar
direct na de Tweede Wereldoorlog in contact met de Nederlands Volksherstel
(NVH) en de nationale hulpactie Roode Kruis (HARK) afdeling Schiedam. In dat
kader richtte men zich vooral op de opvang van mannen en vrouwen die weer naar
huis terugkeerden. Van de Commissie voor Gezinszorg van het NVH maakte ook
het Groene Kruis deel uit.
88