mM En prijkt met wimpelpraal en zuur gewonnen schat; Ja moog het kortziend oog des nabuurs op uw haven, En op uw koopbedrijf hoogmoedig nederzien: Ik juich, o stad in U, waar zoo veel handels-braven Van uit kleinen wal het Baltisch meir gebien: Of luistert Riga niet en Libau naar uw wenken, En voert ge uw vloten niet door Holstein, Belt en Sondl Ploegt niet voor U de Rus den hardbevroren grond, En gaart hij niet den oogst om dien aan U te schenken? 7 SCHIEDAMwat kielental snelt luchting af en aan, En lost den zwaren last in uwen veilgen haven: Wat woelig koopbedrijf ziet gij in kostbaar graan, En brandstof uit het hart der bergen opgegraven. 8 Ginds drijft uw molenrad de scherpgebilde steen,9 En vangt de rappe gast het graauwe meel in zakken; Daar mengt een Muntersch 10 kind de grondstof in de bakken, En roert met sterke hand het dun beslag door een. Het bruin en bruischend vocht van vlugge geesten zwanger, Blaast schuimig gistende, zich in de bakken op, En zwelt tot aan den rand: nauw dwingt Hans Groen het langer, Hij grijpt den emmer, schepte al zweetend tob bij tob, En doet de zware pers door wigt van steenen kraken, Wier druk het vloeijend nat van 't gist-bestanddeel scheidt: Nu rept der knechten trits, de kneukels weer om strijd; De ketel wordt gelaan: de grove Luikers blaken, De helm met zorg beleemd sluit op den ketelrand, De koelkuip vol gepompt doet vlug de slangpijp loopen, En in het ondervat een ruimen voorraad hopen, Van heldren koren-geest, door kracht van kolenbrand. 11 SCHIEDAM wie op stad en uw bedrijf moog smalen, Ik juich dat ik u ken: Hoe dikwijls mocht ik toch Langs Frankenland en Schie en Ketelpolder dwalen, 12 En wierd mijn oog gestreeld door ossen glad en log, En koeijen zinder tal, die u haar schoonheid danken, En kwisten met het nat13, dat ons weer zuivel schenkt; O Stad gij die zoo mild de veldbewoners drenkt, Gun mij dat ik u roem met kunstelooze klanken. Wie prijst uw gaven niet Westland Hollands tuin Wat wierd er van uw grond moest gij SCHIEDAM ontberen. Uw bodem rijk bevrucht, dra moest hij wederkeeren, Tot eene woestenij van doren ledig duin. -14 ■*&gg De bij weet honingzeem uit Aconiet te puren, 94 Ét i 15

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1996 | | pagina 18