voor het eerst weergezien is aan de noordkust van Friesland, en dat men hem nu onlangs
heeft ontmoet in de zoogenaamde friesche wafelkraam op de Wereldtentoonstelling te
Parijs. "Met diepe verachting schrijft mij een ooggetuige, zat hij daar te kijken naar
de twee buffetjuffers, die wel oorijzers droegen, maar evenmin echte friezinnen waren,
als het bitter dat hij langzaam dronk, onvervalschte Schiedammer was. Er heerschte een
plechtige stilte aan de tafeltjes in zijn nabijheid. Zelfs de lichtzinnige Franschen gevoel
den, dat er een wereld van weemoed lag in de wijze, waarop hij na ieder teugje smakte.
Haverschmidt heeft dus in 1867 in Parijs niet allen deze bijbel gekocht, hij heeft er ook
voor het laatst zijn alter ego Piet Paaltjens gezien!
Maar de Wereldtentoonstelling heeft zo'n indruk op hem gemaakt, dat hij er twaalf jaar
later, in 1879, nog eens op terugkwam, toen hij voor de vereeniging Paulus een voor
dracht hield over het onderwerp 'reizen".
In oktober 1867 was ik de tentoonstelling te Parijs gaan zien, en vanzelf ging ik meteen
een kijkje nemen in de wereldstad die mij nog honderdmaal belangrijker voorkwam dan
de overigens zeer belangwekkende tentoonstelling. Nu, zo dwaal ik in mijn eentje ook
een paar uur rond op het reuzenkerkhof Père LaChaise tussen de rustplaatsen van al die
beroemdheden die daar begraven liggen, en als ik eindelijk terugkeer door de Rue de la
Roquette, een lange straat naar het mij toeschijnt en van weerszijden met winkels waar
men van alles kan kopen of huren voor begrafenissen: doodkisten, immortellenkransen,
grafzerken en monumenten, rouwkleren en lijkkoetsen, dan wordt ik mogelijk wel een
beetje zwaarmoedig. Want ik ben alweer genaderd tot het levendiger en vrolijker gedeel
te van Parijs, daar komt mij uit een zijstraat een eenvoudige lijkstatie tegemoet: iemand
die een klein kistje onder den arm draagt, en daar achter een werkman, zeker de vader
van het gestorven kind. Deze hield zijn hoed eerbiedig in de hand en ik zag, dat niemand
wien de stoet voorbijging verzuimde het hoofd even te ontblooten. dat merk ik op, en kijk,
daar begin ik opeens aan mijn eigen jongske te denken ach. het rust nu ook al lang in zijn
eigen grafjeik denk aan mijn kinderen, aan mijn heele klein gezin in het lieve vader
land. En van dat oogenblik afkom Parijs zoo mooi niet zijn, of ik verlangde terug naar
huis. Het deed er niet toe dat dit huis te Schiedam stond in een Achterstraat (N.B.: de
Nieuwstraat), met het uitzicht op een oud oliepakhuis, voor het eerst gingen de uren mij
lang vallen in het moderne Babyion, en ik kan u zeggen dat ik mij niet weer recht gelukkig
voelde voordat ik ze weer om mij heen had die mij van alle harten in de wijde wereld het
liefst hadden en zijn.
Maar er gebeurde op die Wereldtentoonstelling nog iets van historisch belang waarover
HaverSchmidt ook vertelde bij 'Paulus':
Ik gewaagde daarstraks van de parijsche tentoonstelling in 1867. Toen ontving
Napoleon II, de bijna almachtige alleenheerser van Frankrijk, de man wiens wenk
brauwfronsen gans Europa ongerust maakte, op zijn paleis der Tuilerieën de souverei-
nen van Beieren, België, Griekenland, Portugal, Pruisen, Rusland, Zweden, Turkije, en
Wurtemberg, de troonopvolgers van Groot Brittannië, Nederland en Italië, den onderko
ning van Egypte en nog tal van andere vorsten, bij zich als gast. Hij stond toen op het top
punt van zijn luister. Slechts ingewijden merkten, hoe zijn glans reeds begon te tanen
voor een ander gesternte dat het zijne weldra geheel verduisteren zou. Onder de hoge
101