boven, en daarnaast een trapje via het raam naar de stalen vluchtweg naar de verdieping eronder. In de kastwand rechts een schoorsteen. Links een doorgang naar een hal, met twee deu ren. Deze muur was bij de voorgevel dunner. Je kreeg de indruk dat via deze doorgang een apart pand werd betreden. Een stuk ondieper (8 m.) dan de rest van het gebouw, en smal (5 m.). Met daarin aangebracht een keuken en wc-ruimte. Via een trapje kon via de achterdeur een groot dakterras betreden worden. Vanaf dit terras een roestige stalen noodtrap, helemaal naar beneden. Terug op de grote zolder vol kinderbedjes en aanverwante zaken was er een trap naar de kap daarboven. Daar wachtte een verrassing, op het eerste gezicht een gave kap uit het begin van de 17e eeuw met eiken krommers, telmerken, enzovoorts! Eindelijk gaf het pand iets van zich prijs. En alles was zwart van het stof, alles kraakte en bewoog mee. Duidelijk werd ook, dat in ca. 1755 een dwarskap op het pand was gezet, met de nodige aanpassingen van de 17e eeuwse kap. De kap van het smalle linkerpanddeel was via een opening te bereiken. Deze kap was jonger, 18e eeuws. Duiven hadden er hun thuis gevonden. Via de stalen brandtrappen naar de tuin kon de achtergevel goed bekeken wor den. Eenmaal beneden was de eerste indruk, sloop alle brandtrappen en aanbouwsels die recent zijn. Dan blijven er twee eenheden over, een breed deel met een hoofdvorm uit de 17e eeuw, met een raampartij uit de 18e eeuw. Met een in blokken gestucte oude achter gevel, zoiets verbergt vaak allerlei verbouwingen. Maar ook met een recente opnieuw gemetselde top. Bouwsporen van b.v. 18e eeuwse vlechtingen in het metselwerk waren daarmee voorgoed verloren geraakt. Het smalle had 18e eeuws metselwerk, met aan bouwsels uit de 19e eeuw. In de tuin gekomen werd de poort naar de Lange Haven ver kend. De scheidingsmuur tussen tuin en poort was wel oud, maar onduidelijk. Het kin derdagverblijf had overal vrolijke beschilderingen op aangebracht. De aangetroffen toestand was qua historische details vooralsnog bedroevend. De ontpelling Ongeveer augustus 1993 mocht het pand ontdaan worden van alle onbelangrijke zaken als vloerbedekking, voorzetwandjes, verlaagde plafonds en dergelijke. Gehoopt werd op wat meer oude bouwsporen. En op meer gegevens inzake de bouwtechnische toestand van alles. We lopen het pand weer even door. In de hal werd de beplating van de voordeur verwijderd. De panelendeur werd zichtbaar, met verfsporen van de middennaald enz. En met een imitatie-hout-beschildering met zwarte biesjes. In de hal onder de moderne plavuizen grote oude witmarmeren platen. Die waren jammer genoeg niet meer heel tevoorschijn te halen. Een deur naar de kamers links bleek na ver wijdering van de beplating een mooi deur met panelen en een houtbeschildering, zoals de voordeur. Een beschilderingsmode van 1750/1775. Ook langs de trap bleken enkele van dergelijke panelen met beschildering aanwezig. Vage sporen verriedden vensterbanken. Opeen bouwtekening uit 1951 komen deze nog voor. Het pand werd in 1950/51 verbouwd t.b.v. het kindertehuis St.Jozef. Van alle moois, deels nog te zien op foto's uit de dertiger jaren was nadien niets meer over. Bij het slopen van de schrootjeslambrizering in de gang werd geen marmer aangetroffen, 125

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1996 | | pagina 17