De restauratie van Lange Haven 74 - 76 omvatte het herstel en de reconstructie van
gevels, daken, balklagen en vloeren. In het ontwerp diende rekening te worden gehouden
dat 'de gebouwen zelf een onderdeel zouden vormen van het nieuwe museum. Daarin
zou een traditionele Oudhollandse vierbaksbranderij het belangrijkste onderdeel van het
project vormen. Een negentiende eeuwse situatie. Over het voor en tegen van deze bena
dering is uitvoerig overleg noodzakelijk gebleken met de Monumentencommissie van de
Gemeente Schiedam omdat dit uitgangspunt leidde tot een restauratieplan dat niet
strookte met de geldende opvattingen over restaureren. Daarnaast waren er bezwaren
van stedebouwkundige aard omdat de gebouwen stonden tussen een 'ensemble van grote
gebouwen met lijstgevels'. Dit aspect moest het uiteindelijk afleggen tegen het feit dat
de bestemming branderijmuseum een reconstructie toch niet helemaal uitsloot, hetgeen
verder het uiterlijk heeft bepaald zoals dat rvu te zien is.
Bouwtechnisch gezien waren het voor de aannemer en de tekenaar van het architecten
bureau moeilijke gebouwen; er zit geen enkele rechte hoek in, niets staat in het lood en er
is geen onderdeel hetzelfde. Nadat in 1985 de brand het complex van zijn daken beroofde
duurde het twee jaar voordat een noodkap werd aangebracht. Intussen hadden schimmel
en zwam ruimschoots de tijd om tot bloei te komen. Bij de start van de restauratiewerk
zaamheden bleek de houtconstructie zozeer te zijn aangetast dat niets daarvan te handha
ven was.
Van het interieur van het pand kon vanwege de brand- en waterschade eigenlijk niets
worden gehandhaafd, de tweelingketels van Lange Haven 76 uitgezonderd.
Derhalve is alles er uitgesloopt en stonden in principe alleen nog de muren (tot op zekere
hoogte...) overeind.
Een tweede - constructief - probleem kwam voort uit het vroegere gebruik van de pan
den. In de branderij periode vond op de zolders opslag van graan plaats. Dit had een
zodanige overbelasting tot gevolg dat Lange Haven 76 horizontaal, in de richting van de
kerk, uitweek.
De combinatie van uitwijken en een door de brand en rot danig verzwakte houtconstruc
tie zorgde voor ernstige scheurvorming in het metselwerk en voor een weinig veilige
werkomgeving. De eerste actie van de aannemer betrof derhalve het aanbrengen van tij
delijke stabiliteitsvoorzieningen om instorting te voorkomen.
Sloop. Nadat de risico's voor bouwvakkers en voorbijgangers voldoende waren wegge
nomen kon het werk beginnen. Eerst zijn alle twintigste eeuwse toevoegingen - tussen
muren, stucplafonds, aftimmeringen, voorzetwanden en pleisterlagen - gesloopt. Met
stoom werd de binnenzijde van de gevels gereinigd en talrijke bouwsporen kwamen aan
het licht. Resultaat: prachtige, grote ongedeelde ruimten, geheel beheerst door de impo
sante houtconstructies.
Uit de begane grondruimte van 74 werd de betonvloer verwijderd en in de betonvloer van
76 kwamen sparingen van lift- en leidingschachten.
De plattegronden moesten deels worden aangepast aan het toekomstig gebruik als muse
um. Voor enige secundaire ruimten (toiletten, opslag, keuken en personeelskantinewas
het nodig het pand no. 74 te verlengen. Voorts was een aanpassing van trapsituaties
nodig en moesten bouwkundige voorzieningen worden getroffen voor het installeren van
een personenlift.
115