Hollandia vóór 1948. Foto: Jaarverslag 1949 van NGSF. bovendien veel houdbaarder was. Hij wilde deze methode hier geheim houden, maar u weet hoe het gaat in Schiedam. Langzamerhand gingen ook andere branders 'Wener gist' maken, zoals deze werd genoemd. Daarbij werden zij dikwijls geholpen door de heer Ris die in Frankrijk, waar een soortgelijke ontwikkeling had plaatsgevonden, kennis had opgedaan en daarom 'Parijsche smid' werd genoemd. Men onderscheidde voortaan (de nieuwe) 'Franse' branderijen naast de oude 'Hollandse'. Naast rogge en mout ging men nu ook maïs verwerken (in gelijke delen). Maïs draagt weinig bij aan geur en smaak van moutwijn, maar geeft een goede gistopbrengst en was bovendien goedkoper. De maïs moest op hogere temperatuur worden beslagen en dit was soms moeilijk haalbaar als men nog niet over stoom voor verwar ming beschikte. Grote distillateurs vreesden dat de moutwijn- productie een te grote achteruitgang zou krijgen en namen daarom belangen in branderijen. Zonder moutwijn geen oude jenever. Hulstkamp kocht net voor de eerste wereldoorlog een complex aan de Westfrankelandsestraat bestaande uit maalderij, mouterij en branderijen. Blankenheym Nolet, die hier al een branderij had (die ook voor derden werkte) nam een belang in Hollandia. Zo ook de Kuyper, die nadat in 1907 de branderij van J. Tak albrandde financieel bijsprong bij de herbouw van de onder neming, die de naam Hollandia kreeg. Een Hollandse branderij produceerde per jaar uit 275 ton rogge: 1.460 hl. moutwijn (50%), 23.000 kg gist en 4.400 ketels spoeling dit is 11.000 hl. Hollandia werd gebouwd voor 650 28

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1997 | | pagina 28