UIT DE LEVENSHERINNERINGEN VAN H. SABEL Herman Noordegraaf In de periode van wederopbouw van na de Tweede Wereldoorlog was H. Sabel één van de gezichtsbepalende figuren in de Schiedamse politiek, vooral als wethouder van Onderwijs, Sociale Zaken en Volksgezondheid (1949-1966). Sabel was een self-made man, die het van landarbeider tot wethouder bracht. Zijn levensherinneringen legde hij vast in een manu script dat hij de titel gaf 'Mijn levensgang na mijn lagere schooljaren van landarbeider en zwengelaar tot wethouder van Onderwijs en Sociale Zaken, met de tussenstations politie dienst en Rijks belastingendienst'. Het telt dertig bladzijden, waarvan het grootste deel over de jeugd gaat. De Schiedamse periode komt vanaf bladzij drieëntwintig aan bod. Dat gedeelte wordt hierna afgedrukt. Allereerst geven wij een kort levensoverzicht ter introductie1' Hendrik Sabel werd op 5 november 1900 in Strijen, een vierduizend inwoners tellende plattelandsgemeente in de Hoeksche Waard, geboren. Hij was de jongste uit een gezin met nog vier jongens en een meisje. Het gezin had het bepaald niet breed. Vader, Mattheus Sabel, was landarbeider. In die tijd betekende dat een grote afhankelijkheid van de rijke boeren, lange werktijden en een karig loon. Het gezin woonde in een huisje aan de dijk, ongeveer twintig minuten lopen van het centrum. De oppervlakte van het huisje bedroeg veertien vierkante meter: de ene kamer was tegelijk zit-, slaap-, eet- en kookruimte. Allereerst sliep Henk in een kribbe en vanaf zijn zevende jaar samen met zijn broers en zus op zolder. In de eenentwintig jaar dat Henk in dit huis woonde, was er tot 1912 nog geen waterleiding (het water werd uit de haven geschept) en geen elektrisch licht. Voor zijn moeder (Geertje van der Waal), die alle eindjes aan elkaar moest zien te knopen, heeft hij zijn hele leven een warme genegenheid gehouden. Zoals bij vele landarbeiders zorgden een moestuin, kippen, konijnen en een varken voor een aanvulling op het loon. Op 1 mei 1906, vijf-en-een-halfjaar oud dus, stapte Henk aan de hand van zijn zusje de open bare lagere school binnen. Zijn schooltijd heeft hij niet als plezierig en stimulerend beleefd. Hij voelde zich opgesloten in het lokaal en het onderwijzend personeel was onnodig streng. Ook werd hij zich er de standsverschillen bewust. Voordat de school aanging en tijdens het schoolkwartier ravotte hij met andere kinderen, maar dan wel met kinderen die ook afkomstig waren uit gezinnen van landarbeiders. Zij waren aan de kleding herkenbaar. Henk droeg een door moeder zelf gemaakt blousje van veelkleurig katoen, zwarte recht toe gebreide kousen, een eigen gemaakte bombazijnen korte broek en klompen van de klompenmaker uit het dorp. In de koude winter droeg hij een winterjasje gemaakt uit de duffelse jas van zijn grootvader. Wat had hij een hekel aan dat jasje! Steeds meer ging hij beseffen dat hij behoorde tot dat groepje leerlingen dat maar weinig meetelde. Daarnaast waren er de kinderen uit gezinnen met meer aanzien en daarboven die uit de rijke gezinnen. Op de lagere school heeft hij maar weinig opgestoken. Elf-en-een-halfjaar oud eindigde voor hem, na zes klassen doorlopen te 4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1997 | | pagina 4