hebben, de lagere schooltijd. Hij moest op het land gaan werken. Dat betekende dat hij om vijf uur 's ochtends moest beginnen bij de boer tot zes uur 's avonds met twee maal een schafttijd van in totaal drie uur. Het dagloon bedroeg dertig cent, drie cent per uur dus. Later kreeg hij als volwaardige arbeidskracht f 1,20, weer later verhoogd tot f 1,50. Voordat de winter begon werd hij weer ontslagen. Dit lot trof hem ook de volgende jaren. Als het seizoen voorbij was en de boer geen werk meer voor hem had, stond hij op straat. Dit verschijnsel, de eindeloze, in verveling doorgebrachte winters als gevolg van werkloosheid, heeft een diepe indruk gemaakt op Sabel. Het scherpte zijn sociaal bewustzijn. Al jong werd hij lid van de Sociaal-Democrati sche Arbeiders Partij (SDAP) en van de vakbond. Kritisch was hij ook over de kerk. Het gezin was lid van de Nederlandse Hervormde Kerk, zoals het merendeel van de dorpsbewoners. De kerk stond hem echter te veel aan de kant van de rijken. In zijn Schiedamse tijd zou hij lid worden van de Nederlandse Protestanten Bond (NPB). Voorts werd het hem duidelijk dat hij geen landarbeider moest blijven. Om aan dat bestaan te ontsnappen moest hij zich echter verder ontwikkelen, want, zo besefte Sabel, met zijn ontwikkeling stond het bar slecht. Ijverig volgde hij een boekhouderscursus, maar sollicitaties leverden weinig op. Beslissend werd de hulp van een van de buurkinderen, die net van de kweekschool af was. Deze jongeman ging avond in avond uit en in de weekenden de lagere schoolvakken met de zeventienjarige Sabel doorlopen alsmede stof van het uitgebreid lager onderwijs behandelen. Die studie vergde veel van Sabel. Tot in de schafttijden was hij ermee bezig. Aan de vooravond van weer een werkloze winter zag hij een advertentie waarin de gemeente Rotterdam sollicitanten voor de betrekking van agent van politie opriep. Na erop gesolliciteerd te hebben, slaagde hij voor het examen en net eenentwintig jaar oud werd hij agent van politie. Hij bleef twee jaar agent, waarvan enige tijd als straatagent van het bureau Pauwesteeg in het centrum van Rotterdam. Hij kreeg echter een grote hekel aan het surveilleren op straat en het houden van de wacht. Dit gaf hem geen bevrediging. Bovendien stuitte het hem tegen de borst om arme mensen op te brengen. Daarom ging hij naar een andere functie uitzien. Nu sollici teerde hij met succes naar het ambt van kommies tweede klasse der directe belastingen invoer rechten en accijnzen. Op 2 juli 1923 meldde hij zich op de hem toegewezen standplaats Waubach, inspectie Kerkrade, aan de Duitse grens. Ruim een jaar later werd Sabel overge plaatst naar Maastricht, naar de Belgische grens. Weer een jaar later, in 1925, ging hij in Schiedam bij de dienst der accijnzen werken. Het is hier dat het afgedrukte deel van het manuscript begint. Wij voegen daar nog enige gegevens aan toe. Op 11 maart 1926 trouwde hij met M. Fortuin uit Strijensas, de haven van Strijen bij het Hollands Diep. Uit dit huwelijk werden twee kinderen, een jongen en een meisje geboren. Het gezin woonde in de Da Costastraat en later, na de bouw van Nieuwland, aan de Schaepman- singel. Hij vervulde verschillende politieke en maatschappelijke functies, zoals het secretariaat en later het voorzitterschap van de ambtenarenbond en een bestuurslidmaatschap van de Coöperatie DES. Ruim vier jaar was hij secretaris van de SDAP-afdeling en van 1933-1934 gemeenteraadslid. Over zijn rol in het verzet is hij bescheiden in het manuscript, te beschei den. Sabel was met mensen als P. Mak, B. Hoogendam en Jac. Donkers (allen gereformeerd) een van de belangrijkste figuren uit het Schiedamse verzet. Werkend voor de L.O. (Landelijke organisatie voor hulp aan Onderduikers) onder de schuilnaam Visser hielp hij onderduikers, 5

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1997 | | pagina 5